vrijdag 27 maart 2009
De proletarische opstand van 1830 in België
Omstreden brochure van Maurice Bologne over de revolutie van 1830 in België
De eerste Nederlandstalige versie verscheen in 1930 bij de Arbeiderspers Antwerpen
INHOUD:
- Inleiding
- Voorbericht
- De bourgeoisie der Belgische provincies vóór 1830
- Het proletariaat der Belgische provincies vóór de revolutie
- De politieke partijen in de Belgische provincies
- De invloed van de Parijsche revolutie
- De proletarische opstand van Augustus 1830
- De burgerwacht
- De onderdrukking door de bourgeoisie
- De droevige intocht van den prins van Oranje
- Het Comité voor openbare veiligheid
- De proletarische opstand van September 1830
- Het verzet
- De staatsgreep van de leiders der bourgeoisie
- De opstand in de andere steden van het zuiden
- De onafhankelijkheid der zuidelijke provincies en de verbeurdverklaring door de bourgeoisie.
-Bronaanwijzing
INLEIDING
Dit boekje levert een belangwekkende bijdrage tot de kennis van het ontstaan der Belgische onafhankelijkheid.
Tot in de laatste jaren hebben allen, die over de Belgische revolutie schreven eer de legende dan de historie weergegeven.
De zegevierende bourgeoisie geeft daarbij de voorstelling, alsof zij den strijd aanbond voor het opruimen van misstanden, waar het gansche volk onder leed en voor de verovering der politieke vrijheden, wier Groot Charter de grondwet van 1831 is geweest.
Het zesde deel van Pirenne was noodig om op den economischen ondergrond van de revolutie de aandacht te vestigen en eenig licht te werpen op wat in den loop der gebeurtenissen de rol van het proletariaat was.
Juist op tijd, aan den vooravond van het eeuwfeest, brengt de monografie van Bologne ons belangrijke bijzonderheden op dit stuk.
Er blijkt uit, dat wat de bourgeoisie betreft, de verhouding tusschen Belgen en Hollanders, aan den vooravond van 1830 minder gespannen was; dat de politieke grieven meerendeels waren weggenomen; dat Willem, de zaken-koning, stichter van de Société-Générale, geenszins impopulair was onder de industrieelen, van de zuidelijke provincies; kortom, dat de bourgeoisie, al mocht zij zekere hervormingen verlangen, niets minder wenschte dan een revolutie.
Pirenne constateerde reeds: "Aan den vooravond van de revolutie van 1830 schijnt het koninkrijk der Nederlanden de meest welvarende staat van het Europeesche vasteland te zijn geweest en deze welvaart treedt nog overtuigender in het Belgische dan in het Hollandsche deel aan den dag."
Maar van deze welvaart profiteerde alleen de bourgeoisie. Het proletariaat daarentegen kende de volle ellende, die de ontwikkeling der grootindustrie in den beginne vergezelde, een ellende, die door de fiscale politiek van het Hollandsche gouvernement tot ondragelijk wordens werd verzwaard ...
Wanneer dan ook het bericht van de "drie roemvolle• dagen" zich verbreidt, dan zijn het alleen de arbeiders, die gevoelig blijken voor de besmetting van het voorbeeld, en terwijl op 25 en 26 Augustus te Brussel onlusten uitbreken, schrijft een toekomstig lid van het Naitonaal Congres aan zijn zoon: "Dit alles wordt teweeggebracht door den accijns op het gemaal en het geslacht en door de stoommachines, waar men niet langer onder lijden
Zoodra de beweging grooter omvang aanneemt, geraakt de bourgeoisie in actie. De burgerwacht komt onder: de wapenen, niet tegen de Hollanders, maar tegen de Brusselsche arbeiders, eni den dag na het herstel der orde richten de notabelen een adres aan koning Willem, terwijl d'Hoogvorst den 31en Augustus in hun naam belooft, dat de wettelijke orde en het koninklijk gezag in al zijn rechten zullen worden hersteld, zoodra de opgewondenheid Van, het volk maar eenigszins bedaard is.
Hoe desondanks na het onhandig optreden van het koninklijk bewind, de provoceerende tusschenkomst der Hollandsche troepen en ook het revolutionnair élan van den "gemeenen hoop", de bourgeoisie zelf tot de beslissende daad kwam, moet men bij Bologne lezen. Deze weinige regels, ter inleiding hebben niet ten doel een samenvatting te geven.
Thans, nu de Belgische grondwet niet slechts de vrijheden waarborgt, die gedurende langen tijd bijna uitsluitend het deel waren der bourgeoisie, maar ook de rechten, die na een halve eeuw van krachtsinspanning het proletariaat zich heeft weten te veroveren, zullen de werkers tijdens het Eeuwfeest de herinnering oproepen aan de onbekende helden, die de voorloopers zijn geweest van hun bevrijdingsbeweging.
E. VANDERVELDE
VOORBERICHT
De waarheden, door de Marxistische methode ontsluierd, zijn hoogst onaangenaam en nadeelig voor de bourgeoisie. POKROWSKY.
Dit boekje, opgedragen aan de arbeiders van Vlaanderen en Walenland, is het resultaat van een objectieve studie, gebaseerd op de Marxistische geschiedbeschouwing, gemeenlijk de historisch materialistische genoemd.
Voor den Marxist zijn revoluties het werk van sociale klassen, die onder den druk van bepaalde economische oorzaken optreden, waar tegenover de burgerlijke historici de opvatting huldigen, dat revoluties gevolg zijn van den individueelen wil en van oorzaken van moreelen aard.
"Men zou thans bezwaarlijk", schrijft Vandervelde, "een studie over een historisch onderwerp of een politieke actie kunnen geven, ook al bleef zij aan de oppervlakte der dingen, die geen rekening hield met wat Marx noemde den aan de verschijnselen ten grondslag liggenden economischen factor"
Van dezen gezichtshoek uit gezien werpt de Belgische revolutie van 1830 een probleem van beteekenis op, dat voorzoover wij weten, nog niet onderzocht is: welke klasse heeft de revolutie gemaakt en welke heeft er profijt van getrokken?
Het aldus gestelde en omschreven probleem plaatsen wij tegenover de officieele stelling omtrent de groote verschillen in volksaard tusschen het noorden en het zuiden der oude Nederlanden, welke stelling men in alle Belgische schoolboeken aantreft.
DE BOURGEOISIE DER BELGISCHE PROVINCIES VOOR 1830
De politieke gebeurtenissen staan onder den overheerschenden invloed van de economische feiten. Het essentieele economische feit in de historie, van de oudheid tot in onze dagen is
het bestaan van het privaat bezit der productiemiddelen, wat de scheiding der menschen in twee vijandige klassen meebrengt, die der bezitters en die der niet-bezitters. In onzen tijd, dat wil zeggen sinds het begin van de vorige eeuw, wordt de klasse der bezitters gevormd door de bourgeoisie. Het proletariaat vormt de klasse van hen, die niet-bezitten.
Tot het einde van de 18e eeuw was België, in wezen, een agrarisch land met een plattelandsindustrie. De geboorte van het kapitalisme valt samen met de jaren der Fransche revolutie en het vindt zijn verdere ontwikkeling onder het Hollandsche bewind .
Het groote feit van deze periode is dus de formeering van het kapitalisme en zijn klassen: de bourgeoisie en het proletariaat.
Het zijn de gedragingen van deze beide klassen in de Belgische revolutie, die wij nader moeten onderzoeken. De personen, die bij de gebeurtenissen een rol speelden, boezemen ons slechts belang in voorzoover zij handelden als instrument der klasse, waartoe zij behooren, bewust of niet, meestal zonder er den bepaalden opzet toe te hebben.
Alle Belgische historici schrijven de revolutie van 1830 toe aan het Belgische volk. Deze uitdrukking mist concreten inhoud en is bovenzinnelijk. Het is een abstractie. De geschiedenis, echter, wordt niet door abstracties gemaakt, zij is het werk van menschen, gegroepeerd in klassen. Het bovenzinnelijke "Belgische volk" is een bestanddeel van het ideologische apparaat der heerschende bourgeoisie. Het beteekent niets of het beteekent de Belgische bourgeoisie.
Het is werkelijk deze laatste opvatting, die bij de ontleding van het symbool "Belgische volk" door de burgerlijke historici, dat zijn niet-Marxisten, in hun Geschiedenissen van België gebruikt, blijkt voor te zitten. Inderdaad schrijven deze historici de Belgische revolutie aan een actie van de Belgische bourgeoisie toe.
Dit eerste punt, dat onderzocht dient te worden, schijnt oppervlakkig gezien juist: het lijkt voldoende de lijst der groote mannen van 1830 door te loopen.
Maar wij kunnen ons met den uiterlijken schijn niet tevreden stellen. Onze plicht is te graven tot wij op de materieele oorzaken stooten, die de Belgische bourgeoisie zouden hebben aangezet het juk der Nederlandsche bourgeoisie af te werpen. Wij zouden daartoe moeten kunnen vaststellen, dat de Belgische bourgeoisie door een ernstige economische crisis geteisterd werd, waaruit zij zich slechts met geweldmiddelen kon bevrijden.
Echter, economisten zoowel als historici hebben vastgesteld, dat de revolutie van 1830 economisch niet gerechtvaardigd was, dat de bourgeoisie er niet aan dacht een revolutie voor te bereiden en dat zij enkel hoopte dat de revolutie van Parijs het wettelijk herstel zou verhaasten van eenige politieke grieven, die tegen de Nederlandsche regeering bestonden.
Niet het spoor van ernstige misstanden van economischen aard aan den vooravond van 1830 moeten wij volgen. Er kan aan worden toegevoegd, dat de regeering van koning Willem juist de zeer oplettende en kundige gids was voor de onervaren Belgische bourgeoisie, die moeite had industrie en handel op kapitalistische leest geschoeid te grondvesten.
De regeeringstaak werd verzwaard door economische moeilijkheden, voortspruitende uit de verschillende economische gesteldheid in het noorden en in het zuiden: hier overheerscht door industrieele belangen, daar geheel gericht op den handel.
De belangen van deze beide productietakken waren lang niet de zelfde. De handelsbourgeoisie van het noorden is natuurlijk voor den vrijhandel. De jonge industrie van het zuiden moet vechten om de binnenlandsche markt te veroveren op de Engelsche en de Fransche concurrentie. Zij is derhalve protectionnistisch gezind.
Deze uiteenloopende belangen stelden beiden hun eischen en de Nederlandsche regeering was er bijna in geslaagd dezen beiden recht te doen, toen onverwacht de opstand van 1830 uitbrak.
Het beëindigen van het Fransche bewind was klaarblijkelijk noodlottig geweest voor de Belgische industrie. Een uitgestrekt afzetgebied ging voor haar verloren . Het is dus niet te verwonderen, dat de aanvang van koning Willems regeering vergezeld ging van beklag bij de zuidelijke bourgeoisie, die onder meer verhooging van de invoerrechten op de producten der buitenlandsche industriele eischte. Maar sinds 1816 werd haar een begin van voldoening gegeven door de invoerrechten op gemiddeld 8 à 10 pct. te brengen .
"In 1819," schrijft De Gerlache, "voerde de koning, om de genegenheid der Belgen te verwerven, een systeem van inkomende rechten in, dat aan hun belangen bevorderlijk was. Suiker en koffie werden belast, ondanks de tegenwerpingen van den groothandel. Rechten op producten van vreemden bodem werden ingevoerd ter bevordering van de binnenlandsche nijverheid" .
Van dit tijdstip af vertoonde de Belgische industrie een ononderbroken vooruitgang.
De katoenindustrie, door den koning gesubsidieerd , profiteerde van de verbeteringen in Engeland en Frankrijk het eerst ingevoerd. Van 150.000 in 1826 steeg het aantal spillen te Gent op 283.000 in 1830 . De katoennijverheid was tot groote welvaart gekomen onder het Hollandsche regime en de revolutie gaf haar een gevoeligen slag .
Een wet van 1826 bracht zoodanige wijziging in de rechten, waarmee verschillende soorten weefsels belast waren, dat de binnenlandsehe markt door de Belgische nijverheid werd beheerscht . Anderzijds was haar de Indische markt ontsloten dank zij de beschermende maatregelen der regeering . De tonnemaat van de haven van Antwerpen verdubbelt in tien jaar, kanalen worden gegraven, waaronder dat van Brussel naar Charleroi, de kanalisatie van de Samber wordt voltooid in 1829 ; nieuwe wegen worden aangelegd. Met de hulp van Willem ontstaan groote fabrieken in de zuidelijke provincies: te Gent (Phenix), te Seraing (CockerilI) en in Henegouwen.
Ook was de populariteit van den koning, de ziel van de economische politiek der Nederlanden, groot in de zakenwereld der Belgische provincies. Toen hij een reis maakte in 1829, aan den vooravond van de revolutie, bereidde de bourgeoisie hem een uitbundige ontvangst . Dit feit bewijst onweerlegbaar, dat de Nederlandsche politiek in overeenstemming was met de belangen der Belgische bourgeoisie .
Onder deze omstandigheden kon zij geen verlangen hebben naar de revolutie. Haar bezwaren waren, zooals wij gezien hebben, van politieken aard en daarvoor kon een constitutionneele oplossing gevonden worden. Meer nog: zij waren van zoo ondergeschikte beteekenis, dat Pirenne ze als niet meer bestaande aanmerkt. "De grieven, die zij in den beginne met zooveel hartstocht luchtte, bestaan niet meer", schrijft hij. "Er is geen "Collegium philosophicum" meer, geen besluit van 1815, geen slacht- en maalrechten; het Concordaat is tot stand gekomen en den 4en Juni zal de koning de in 1819 gegeven taalbesluiten intrekken" .
HET PROLETARIAAT DER BELGISCHE PROVINCIES VOOR DE REVOLUTIE
Aan den vooravond van 1830 bestond de Belgische bourgeoisie als sociale klasse uit de notabelen, de geestelijkheid, de kooplieden en de industrieelen. De hertogen d'Aremberg en d'Ursel, de prinsen de Ligne, de Chimay en de Gavre, de markiezen de Treizegnies, d'Assche en de Lalaing, de graven de Mérode, d'Aerschot, Vilain XIV, d'Oultremont en Mercy d' Argenteau, de baronnen de Sécus en Stassart, de kooplieden en industrieelen Engier, Meeus, Coghen en Mertens zijn als de meest vermogenden en invloedrijken uit de Belgische bourgeoisie te beschouwen .
Deze inlijving van adel en geestelijkheid bij de bourgeoisie lijkt wonderlijk. De bescheiden uit dien tijd laten ons evenwel zien, dat deze groepen de eigenlijke kern vormen van het Belgische kapitalisme. Zij waren de bezitters van den rijkdom. Hun kapitalen zijn het, die de industrie voeden en scheppen. Zij worden eigenaars van de voornaamste kolenmijnen.
De grootste heeren van het land, zooals Mercy d'Argenteau, d'Oultremont en d'Aremberg hebben bij de Hollandsche regeering mijnconcessies aangevraagd .
Wat het proletariaat betreft, het was reeds zeer talrijk. Zijn beteekenis als werkzame factor in de 19de eeuwsche maatschappij is herhaaldelijk miskend. Het ontstond als gevolg van den snellen aanwas der bevolking, die karakteristiek is voor deze eerste helft van de eeuw . In 1802 waren er niet meer dan 220 arbeiders in de Gentsche katoennijverheid werkzaam, in 1810 zijn het er reeds 10.000 . Omstreeks 1825 hebben in Oost-Vlaanderen meer dan 150.000 arbeiders in de katoenfabrieken werk gevonden; in alle zuidelijke provincies te zamen meer dan 220.000. Cockerill had reeds 2.500 arbeiders tewerkgesteld . Dit schielijke ontstaan van het proletariaat is te verklaren uit den Exodus der onteigende boeren na de vervreemding der bosschen en het gemeenschappelijk grondbezit, begonnen onder het Fransche en voortgezet onder het Hollandsche bewind . Voorts had de stijging van de pachten tal van ruïnes gemaakt.
Dit proletariaat was sinds het ontstaan van het koninkrijk aan zware beproeving onderworpen.
Een zeer ernstige economische crisis woedde gedurende het jaar 1817 . De zomer van het jaar 1816 was een der slechtste geweest. Hetzelfde onheil begon in 1817 opnieuw, verergerd door de ziekte in de aardappelen, het hoofdvoedsel van de arbeiders in het zuiden. De hongersnood zwaaide zijn schepter .
Sinds 1814 liep de industrie als gevolg van de Engelsche concurrentie achteruit. Verscheidene fabrieken hadden hun poorten gesloten en duizenden arbeiders aan de werkloosheid prijsgegeven . De ellende der massa, reeds groot tijdens de laatste Napoleontische oorlogen, nam tragische verhoudingen aan. "Duizenden armzaligen zwierven over de velden, schrijft Terlinden, van huis tot huis bedelend om een stuk brood; aan de gemeentebesturen ontbraken de middelen om hen tegemoet te komen; de verschrikte bevolking hoorde, teruggetrokken in haar woningen, dag en nacht de klachten en het gehuil van deze uitgehongerde menigte, wie het haar onmogelijk was hulp te bieden. Sommigen groeven de aardappelkuilen op en vielen ter plaatse op het voedsel aan, anderen plunderden de bakkerswinkels en wierpen zich als krankzinnigen op de zakken meel. De stad Luik alleen telde meer dan 17.000 van deze uitgehongerden .
De economische maatregelen van de regeering ter bevordering van de Belgische industrie hadden nauwelijks een einde gemaakt aan dezen afgrijselijken toestand, of dezelfde regeering hief, vijf jaar later, een accijns op het geslacht en het gemaal, die meer dan vijf millioen gulden op moest brengen.
De accijns op het gemaal belastte het graan en het meel bij invoer in de steden. De belasting op tarwe bedroeg f 1.40 den H.L., die op rogge f 0.40 à f 0.50 . Deze belasting trof de arbeiders door de verhooging van den broodprijs. De accijns op het geslacht werd gelegd op het winkelvleesch, nadat de invoerrechten op het levende dier reeds bij de komst in de stad waren geheven; zij bedroeg 10 cent van den gulden naar de waarde van rundvleesch, 8 cent van varkensvleesch, enz.
In een rede, uitgesproken in de Staten-Generaal in 1822, zegt de Stassart: "Het is een verschrikkelijk uitzicht, dat deze werkelijk anti-sociale belasting biedt, een belasting, die het verbruik van het voornaamste product van den bodem doet verminderen, een belasting, die door de onmogelijkheid om bij den treurigen toestand van onze fabrieken het arbeidsloon te verhoogen, neerkomt op een belasting van de armen, passend misschien voor een land, waar de portefeuilles groote fortuinen bergen, maar ten slotte ongetwijfeld een rampzalig ding voor onze zuidelijke provincies, waar de kapitalen buitengewoon zeldzaam zijn !"
De vertegenwoordiger van Henegouwen, Charles Lecocq, bewees met cijfers, dat de accijns in bepaalde steden het achtste deel zou vorderen van de opbrengst van den arbeid der arbeiders, die vier kinderen tot hun last hebben .
Toch gaven de Kamers er in 1822 hun goedkeuring aan.
Sedert 1823 nam de ontevredenheid zulke afmetingen aan, dat om Thionville in Luxemburg een oproer uitbarstte. Met stokken gewapende boeren maakten zich van de molens meester en verjoegen de belastingambtenaren, die met de inning belast waren. Oproerige plakkaten verschenen op de muren van Brussel en Luik. De gewapende macht kwam tusschenbeide en een dozijn oproerlingen werd aan het gerecht overgeleverd .
Deze belastingen werden eerst in 1829 afgeschaft maar het kwaad, dat zij hadden gesticht, was zoo diep ingevreten, dat de opheffing geen invloed had op de gisting, die zij hadden teweeggebracht .
In dezen tijd voltrok zich een gebeurtenis in het economisch leven, die van het grootste belang zou blijken voor de industrie en het proletariaat van België: de buitenlandsche concurrentie en de toenemende vraag op de markt verplichtten de bourgeoisie om haar productie te rationaliseeren door nieuwe methodes en machines van hooger rendement in te voeren. Het jaar, dat aan de revolutie voorafging, zag de inwerkingstelling van 218 machines, enkel in de provincies Luik en Henegouwen.
Deze kenmerkende gebeurtenis in de economische geschiedenis van den nieuwen tijd, wel verre van een bron van grooter welvaart voor de werkende klasse te zijn, had een verslechting van haar toestand tot gevolg.
De regeering, die de industrieelen dezen weg der rationaliseering had opgedreven, moest opnieuw zien, hoe de arbeiders zich tegen haar keerden, toen zij door de vijandige machine van hun werk waren beroofd. De rationaliseering voerde de woede van het proletariaat ten top. Het ging er dreigend uitzien. Alles kondigde den opstand aan .
Aan den anderen kant vertoonden de kosten van het levensonderhoud een ononderbroken stijging . Daartoe had de protectionnistische politiek der regeering een bijdrage van belang geleverd. De wet van 1826 inzonderheid begunstigde de welgestelden, doordat zij de kostbare buitenlandsche weefsels geen hinderpaal in den weg stelde, doch arbeiders en boeren ten volle trof door de markt der goedkoope geweven stoffen aan de Belgische producenten vrij van elke concurrentie over te 1everen.
De ellende nam zulke afmetingen aan, dat economisten zich er over verontrustten. "Geef brood aan de arbeidende klasse, zei een van hen, en de krachten van samenspanning en gekuip zullen breken op haar trouw."
Naar statistische gegevens dier dagen steeg het aantal armen tot bijna 690.000, dat was ongeveer een negende deel van de bevolking van het koninkrijk. Enkelen gaan zelfs zoo ver dit op een zesde te stellen . Maar het is van belang op te merken, dat het meerendeel dezer "armen" het Zuiden des lands bewoonde. Door de gansch verschillende economische structuur waren de noordelijke provincies bloeiend en welvarend.
(Deze uitspraak lijkt zeer betwistbaar. De Noord Nederlandsche industrie was in 1830 achterlijk bij de Belgische vergeleken, en een handelsbourgeoisie is de massa nog nooit ten economischen zegen geweest. Vert.)
Deze algemeene misère wordt te begrijpelijker, als men bedenkt, dat het gemiddeld loon van een Belgisch arbeider omstreeks 1820 overeenkwam met de helft van dat van een Engelsch arbeider .
Het tafereel, dat wij, hoewel slechts schetsmatig, van den toestand der arbeidersklasse gegeven hebben, laat zien, dat het proletariaat zeer ernstige grieven had. Het was getroffen in zijn meest directe materieele belangen. Gedurende de vijftien jaren, die het Hollandsche bewind duurde, had de jonge Belgische bourgeoisie zich kunnen verheugen in een dagelijks toenemende welvaart, uitloopend op een ongekend gunstigen toestand. "Aan den vooravond van de revolutie van 1830, zegt Pirenne, schijnt het koninkrijk der Nederlanden de meest welvarende staat van het Europeesche vasteland, en deze welvaart treedt nog overtuigender in het Belgische dan in het Hollandsche deel aan den dag" .
Maar deze welvaart van de bourgeoisie was bereikt ten koste van de lagere klassen, die in deze vijftien jaar van economische ontwikkeling in het teeken der Nassaus hun offers brachten van hongersnood, ellende en werkloosheid .
DE POLITIEKE PARTIJEN IN DE BELGISCHE PROVINCIES
Er bestonden toen in de zuidelijke provincies twee groote politieke partijen, die beiden gematigde elementen en extremistische telden: de katholieke partij en de liberale partij.
De eerste was de uitdrukking van het politieke streven der groot-grondbezittende bourgeoisie, adel en geestelijkheid; zij beheerschte het platteland.
De tweede had haar aanhangers in de steden en vertegenwoordigde de industrieele en handeldrijvende bourgeoisie .
De twee voornaamste bladen der katholieken waren de Courrier de la Meuse (Luik), met Kersten, en de Catholique des Pays-Bas (Gent) onder leiding van Bartels en pastoor de Haerne.
De liberalen bezaten de Courrier des Pays-Bas (Brussel) met Lesbroussart, Van de Weyer, Ducpétiaux, Nothomb en De Potter als medewerkers, en de Mathieu Laensberg, later Politique (Luik) geheeten, onder Rogier, Lebeau en Devaux .
Te beginnen met 1828 maakte de Belgische bourgeoisie een einde aan haar onderlinge twisten; zij vormde de Unie van katholieken en liberalen met het doel van de regeering politieke hervormingen af te dwingen betreffende de taalkwestie in de Belgische provincies, de bezetting der ambten in de regeeringsbureaux, het schoolwezen en de persvrijheid.
In haar geheel had de zuidelijke bourgeoisie zich volkomen vereenigd met de monarchie van Willem, die haar een uitgestrekte economische markt verschaft had. Haar politieke strijd bewoog zich dus op constitutionneel terrein en beoogde slechts een wijziging van het bestaande ministerie, dat naar haar gevoelen te weinig Belgisch gezind was. Er was geen sprake van een separatistische beweging (de splitsing van het koninkrijk in een noordelijke en een zuidelijke autonome administratie) vóór de revolutie; gezwegen van een beweging voor de schepping van een autonoom België.
De grondwet van het koninkrijk der Nederlanden voldeed de bourgeoisie van het Zuiden volkomen; beklag was er alleen over haar toepassing door de aan het bewind zijnde ministers. Slechts enkele Walen, wapenfabrikanten, mijnbezitters of intellectueelen, met Gendebien aan het hoofd, lonkten Frankrijk toe, dat een grooter afzetgebied voor hun industrie bood en grooter kans om te bereiken, wat zij nastreefden .
Maar noch liberalen, noch katholieken namen de mogelijkheid van een revolutie ook maar in overweging .
Het proletariaat had geen eigen politieke partij; in het stelsel van vertegenwoordiging was het geen enkel recht toegekend. Het stond onder den invloed der twee groote burgerlijke partijen, van de katholieke op het platteland, van de liberale in de steden. Het stelde bovenal zijn vertrouwen in het democratisch gezinde deel der bourgeoisie, waarvan de republikeinsche liberaal De Potter en de katholiek Bartels de leiders waren . De bourgeoisie zag in Jan Klaassen, zooals zij het proletariaat noemde, niet anders dan een werktuig, dat zij als een
trekpop in beweging kon brengen om de regeering schrik aan te jagen. Haar sloeg echter spoedig zelf de vrees om het hart, toen deze massa, opgezweept door de toenemende ellende, een dreigende houding aannam .
Onder invloed van den kritieken toestand van het proletariaat werd de constitutionneele actie van de bourgeoisie tegen het ministerie omgezet in een revolutionnaire beweging van de massa tegen de Hollandsche regeering en de gematigde Belgische bourgeoisie.
DE INVLOED VAN DE PARIJSCHE REVOLUTIE
Op Dinsdag 27 Juli 1830 hadden de gezellen der Parijsche drukkerijen het sein tot den opstand gegeven. Twee dagen later, was het volk meester in de stad .
De opschudding, die dit nieuws in de Belgische provincies van Nederland teweegbracht, is niet te beschrijven. Met het grootste enthousiasme werd kennis genomen van wat mondeling of schriftelijk bekend werd over de overwinning der arbeiders. De dagbladen, waarvan duizenden exemplaren werden weggegrepen, konden de nieuwsgierigheid der massa niet bevredigen. In het Vlaamsch gedrukte pamfletten, die de verhalen uit de Fransche pers weergaven, brachten een onstuimige bruising onder het Vlaamsche arbeidersvolk .
Een tijdgenoot bericht, dat zich een hevige gisting openbaarde, een verlangen naar beweging en verandering, een onheilspellend, diep gedruisch, een raadselachtige spanning in het openbare leven, die de nadering van een ontploffing aankondigden . De proletariërs van Parijs hadden hun noordelijken broeders het pad gewezen.
Opgewonden groepen verschijnen in de straten van Brussel. "Op het eerste nieuws van deze groote catastrophe, schrijft De Gerlache, stroomden talloozen naar de café's, de straten, de openbare pleinen om er de Parijsche bladen met luider stem te hooren voorlezen, wier nieuws de menigte uitbundige toejuichingen ontlokte. Zoo, zei men, wordt nu een revolutie gemaakt.
Een koning, die zijn eed schendt, wordt weggejaagd. Leve de barricaden! Leve het volk, dat het despotisme en zijn satellieten verbrijzelt! 0, het volk is bewonderenswaardig! Als men het niet bedierf, zou het volk altijd goed, edel en groot zijn! Laten wij toch eindelijk een regeering voor het volk en door het volk hebben" .
In de andere steden is de toestand geheel dezelfde. In de buurt van de grens worden de diligences, die uit Frankrijk komen, bestormd door een menigte, die brandt van verlangen om nadere bijzonderheden te vernemen . Voor het eerst onder het Hollandsche bewind hoort men de kreet: Leve de Franschen! Leve de vrijheid! En wordt de Marseillaise en de Parisienne gezongen :
Peuple français, peuple de braves,
La liberté rouvre ses bras:
On nous disait: Soyez esclaves;
Nous avons dit: Soyons soldats!
Soudain Paris dans sa mérnoire
A retrouvé son cri de gloire.
En avant, marchons!
Contre leurs canons,
A travers le fer, le feu des bataillons,
Courons à la victoire!
Tegenover dezen toestand van overspanning bij het proletariaat raken de Unionisten de kluts kwijt . De actie in wettelijke banen, die zij wenschen, ontsnapt hun, en het proletariaat tracht een onafhankelijke beweging onder eigen leiders in het leven te roepen. Onder dezen bezat de boekbinder SCHAVYE een grooten invloed in de hoofdstad en wel uit hoofde van zijn aandeel in den Parijschen opstand. Hij was er ingewijd in de strategie der straatgevechten, vertelde men. Hij was populair bij de arbeidende bevolking en meer in het bijzonder bij de arbeiders der drukkerijen, welke in dien tijd zeer talrijk waren en bezield met denzelfden geest als hun Parijsche broeders.
De politie werd ongerust over zijn revolutionnaire propaganda en trachtte hem bang te maken. Niet in het minst van zijn stuk gebracht dreigde hij zelfs bij het hoofd der politie met den opstand. Hij voerde daarbij zoo'n hoogen toon, dat de ontstelde politiechef hem in vrijheid deed stellen . Dit speelde zich af in het begin van Augustus.
Den 16en breidde de beweging zich sterk uit. Een Parijsch arbeider, die deelgenomen had aan de Julirevolutie, werd door zijn Brusselsche kameraden in triumf rondgedragen, onder het zingen van de Marseillaise, die de revolutie-zang werd van de proletariërs der Belgische provincies. De bourgeoisie nam klaarblijkelijk geen deel aan manif estaties van dezen aard: meer en meer werd zij er van overtuigd, dat er alle aanleiding tot bezorgdheid was .
DE PROLETARISCIIE OPSTAND VAN AUGUSTUS 1830
Tot haar grooten schrik zag de bourgeoisie sinds 22 Augustus kleine plakkaten verschijnen, die de revolutie tegen den 25en aankondigden .
Er zouden te Brussel, te beginnen met 23 Augustus, feestelijkheden plaats hebben met vuurwerk en illuminatie, om den verjaardag van den koning te vieren. Deze feesten, die overbodige uitgaven vorderden, verbitterden het volk, dat aan schrijnende ellende ten prooi was, te meer, daar het stadsbestuur voortging de accijnzen op het geslacht en het gemaal te heffen onder voorgeven, dat het haar aan voldoende bronnen van inkomsten ontbrak .
In den loop van den avond van den 24sten pakten zich vijandig gezinde groepen samen en vulden de café' s. De café' s, vroeger door de bourgeoisie bezocht, werden in den Hollandschen tijd overgelaten aan het proletariaat. Van het oogenblik af, dat de illuminaties van openbare gebouwen en huizen van particulieren de straten begonnen te verlichten, legden deze groepen beslag op den openbaren weg, terwijl zij de lucht vervulden met oproerige kreten en liederen. De burgers trokken zich in hun gebarricadeerde huizen terug, terwijl de menigte zich in de richting van het Park bewoog en de verlichte vensters met steenen inwierp .
Terzelfder tijd vond een manifestatie plaats voor het huis van den burgemeester, die zijn Patroonsdag vierde. Ter gelegenheid hiervan bracht het een of andere gezelschap hem een serenade. De arbeiders der drukkerijen kwamen deze idylle verstoren. Zij hadden papieren mutsen opgezet, versierd met een cocarde in de Fransche kleuren en een brandend eindje kaars als illuminatie. Onder hun kreten en bedreigingen waren de muzikanten verplicht zich terug te trekken .
De liberalen en de katholieken waren door de wending, die de gebeurtenissen namen ten volle uitgeschakeld.
De "Belgische" revolutie van 1830 begon. Evenmin bij die van Parijs staan de typografen aan het hoofd der beweging. Evenmin als te Parijs neemt de bourgeoisie deel aan den opstand, uitgenomen eenige jonge intellectueelen. Van den aanvang af heeft de revolutie een zuiver proletarisch karakter en, wat White reeds vaststelde, de beweging heeft niets nationaals .
De kreet der opstandelingen was: "Leve Frankrijk!" Hun lied was de Marseillaise en hun kleuren die van Frankrijk, want Parijs had het voorbeeld tot den opstand gegeven.
Op geen enkel oogenblik verschijnt in deze periode een nationaal of provinciaal embleem. Het doel is nog niet een Belgisch vaderland in het leven te roepen, maar wel zich te keeren tegen de ellende, het dure brood, de machine, die den arbeider uit zijn werk stootte, en tegen degenen, die voor dezen toestand verantwoordelijk waren: de regeering en de bourgeoisie .
Na een nacht vol opwinding, op den 25sten, trekken troepen werklooze arbeiders in dreigende houding door de wijk van de Hoogstraat. Waar beraadslaagd wordt over de te volgen gedragslijn, blijft de menigte samenpakken. Er gaat een gerucht, dat de soldaten niet zullen schieten, en dat onder anderen de grenadiers zich reeds in dien geest uitgelaten hebben.
Het is op den avond van dezen dag, dat de vermaarde voorstelling van de Stomme van Portici plaats had, het oproer op de planken, naar een uitdrukking van De Gerlache . De Wargny zegt, dat het er heel rustig toeging , maar volgens andere geschiedschrijvers liep het er de spuigaten uit; de oproerige liederen werden met razende toejuichingen beantwoord. Het is echter vooral buiten, dat de opstand rijpt. De Muntplaats is met een menigte bedekt . De politie is niet bij machte de orde te handhaven .
Reeds voor het einde van de voorstelling gaat deze steeds aangroeiende menigte er toe over de woningen der regeeringspersonen te verwoesten onder de kreten: "Leve De Potter! Leve de Parijzenaars !"
De ontwapende brandspuitgasten mengen zich onder de oproerlingen , die zich een vaandel hebben gemaakt van de gordijnen uit een verwoeste woning . Als de wapenwinkels verplicht worden wapens en munitie uit te leveren, zetten de proletariërs de muiterij om in een opstand . Deze zal den ganschen nacht duren. "Echter, men moet dit verbitterde volk ter eere nazeggen, schrijft Niellon, dat hoeveel dezen nacht ook verbrand en verwoest is, geen enkele diefstal is begaan. De arbeiders zelf hebben er angstvallig voor gewaakt, dat geen handelingen gepleegd werden, die de werkelijke beteekenis van de beweging in verdenking zouden kunnen brengen".
Hier volge een voorbeeld, dat ondanks zijn anecdotisch karakter vermelding verdient, omdat het scherp belicht, dat hier geen oproerige beweging van het plebs in het spel is, zooals sommigen gelieven te beweren, maar wel degelijk een opstand van arbeiders. Het verhaal is gedaan door het slachtoffer en door De Wargny. Het betreft de plundering van het huis van den heer De Knijff, het hoofd der politie: "Drie welgekleede jongelui komen boven, stellen zich voor en zeggen tegen mevrouw De Knijff, dat zij niet bevreesd behoeft te zijn, maar dat oogenblikkelijk alles in haar huis, niets uitgezonderd, verwoest moet worden, en dat zij zich moet verwijderen. Zij komt daar tegen op en zegt, dat zij, wat ook gebeuren moge, de woning niet zal verlaten, omdat zoowel zij zelf als de kinderen onschuldig zijn aan wat men haar man ten laste legt. Als een van hen opmerkt, dat daar op den schoorsteenmantel een gouden horloge ligt, dat zeer wel in zijn vestzak zou passen, antwoordt de oudste van de kinderen, een zestienjarige jongeman, flink:
"Het is het mijne, mijnheer, neem het, ik schenk het u, maar spaar mijn moeder". Het wordt aangenomen en de bezoekers gaan er van door. Een poosje later begint een nieuw en heviger spektakel op de trap. Men hoort kreten en weeklachten en mevrouw ziet den jongeman, die het horloge meegenomen heeft, terug, vergezeld van tien mannen uit het volk, die op hem los slaan, hem al vloekende verwonden en kneuzen en hem gelasten onmiddellijk het gestolen horloge terug te geven, want, beweren zij, men kwam om alles kort en klein te slaan, niet om te stelen. Met bloed overdekt en op de knieën gezonken gehoorzaamde hij. Tevergeefs verklaarde de jonge De Knijff, dat hij het horloge gegeven had. Men luisterde niet naar hem, dwong hem het weer terug te nemen en trok af, onder voortdurende kastijding van den man, die het had aangenomen."
Dit trekje is karakteristiek en waard aan de vergetelheid ontrukt te worden .
Gedurende dezen nacht liet het leger, zooals voorzien was, de gebeurtenissen over het algemeen hun loop nemen . De soldaten hadden geen sympathie voor de regeering, die een kwellende tucht onder bedreiging met stokslagen handhaafde. De officieren, uit de Hollandsche bourgeoisie stammend, waren dikwijls hard en ruw . Er zijn nochtans eenige geweerschoten gevallen, die slachtoffers eischten .
Deze gebeurtenissen van den 24sten en den 25sten Augustus, hadden, zooals wij gezien hebben, plaats tegen den wil der bourgeoisie. Het was een spontane beweging van de Brusselsche arbeidersklasse, ondersteund door enkele intelectueelen .
"Dit alles, schreef op 27 Augustus een burger van Brussel, die later lid werd van het Nationaal Congres, dit alles wordt teweeggebracht door den accijns op het gemaal en het geslacht en door de stoommachines, waar men niet langer onder lijden wil" . Dit zijn inderdaad de werkelijke oorzaken.
Den volgenden dag, Donderdag 26 Augustus, bij zonsopgang, worden de lijken van de arbeiders, die den vorigen dag gedood zijn, waaronder een kind van 12 jaar, door de stad rondgedragen. Dit schouwspel verbittert de menigte, nu versterkt met boeren, die uit de voorsteden zijn toegesneld. Tegen acht uur rukken vier honderd gewapenden, een tamboer aan het hoofd en met een lap aan een stok bij wijze van vaandel, op naar den zetel van het provinciaal bestuur in de Eikstraat, onder het lossen van tal van schoten in de lucht . Roode vlaggen mengen zich tusschen de Fransche kleuren .
Onder het zingen van de Marseillaise zetten andere groepen zich in beweging naar de Groote Markt en hijschen er in tegenwoordigheid van duizenden enthousiaste toeschouwers de blauw-wit-roode vlag op het Stadhuis .
Van dan af neemt de beweging zuiver het karakter aan van een proletarischen opstand . Het volk, bewust van zijn macht, besluit zelf zijn zaken af te doen .
Tegen tien uur komen de arbeiders samen in de café's van de Hoogstraat en vatten het plan op naar het voorbeeld der Engelschen te Manchester de fabrieken, die machines hebben ingevoerd, te gaan verwoesten. Drie groepen gewapenden trokken af in verschillende richting. Zij bestonden grootendeels uit arbeiders der spinnerijen. Om acht uur 's avonds zijn de fabrieken der heeren Basse, Rey, Wilson, Bosdevex en Bal verwoest, in meer dan twintig villa's en zevenentwintig winkels vernielingen aangericht. De schade beliep meer dan een millioen gulden .
Nu zij haar bezit bedreigd ziet, bezweert de Belgische bourgeoisie de Hollandsche generaals om geweld te gebruiken, ten einde de orde te herstellen . Zij zonden patrouilles uit, waarvan sommigen meetrokken zonder tusschenkomst te verleenen en anderen of teruggeslagen of ontwapend werden. Er waren evenwel nog een twintig dooden en een vijftigtal gekwetsten .
DE BURGERWACHT
Zoals reeds gezegd hadden de gebeurtenissen van den 25sten de bourgeoisie doen ontstellen. Het leger had getoond niet in staat te zijn haar te beschermen tegen de gewapende proletariërs, die nu meester waren van de binnenstad . Toen op den morgen van den 25sten het oogenblik der eerste verrassing voorbij was, was zij er op bedacht zich op haar beurt te wapenen om het Hollandsche leger te versterken en, zoo noodig, met eigen middelen de orde te handhaven .
De heeren Plétinckx en Fleury vervoegden zich met een aanbeveling van den gouverneur van Brussel, Van der Fosse, bij den commandant van het Hollandsche garnizoen, die hun verlangen om wapens beschikbaar te stellen voor "de gegoede burgers" onmiddellijk een gewillig oor verleende. Plétinckx bood aan met deze gewapende burgerwacht de orde te herstellen, waarop overeengekomen werd, dat de Hollandsche troepen zich terug zouden trekken en zich bepalen tot de bescherming van de paleizen. Zoo trad de burgerwacht in actie tot herstel der orde . Ducpétiaux, Lesbroussart, Vleminkx, Vanderlinden, Delfosse, Plétinckx en Niellon behoorden tot de grootste ijveraars .
Het stedelijk garnizoen, dat het handhaven van de orde in de stad tot taak had, bood daartoe inderdaad geen enkele zekerheid. Het bestond voor het overgroote deel uit proletariërs, die al bijzonder weinig hart hadden voor den eigendom .
Lesbroussart beroemt er zich op tot de zeven eersten behoord te hebben, die zich wapenden ter Bescherming van personen en bezit. Graaf Felix de Mérode, die zich in den nacht van den 25sten toevallig te Brussel bevond en een deel van zijn fortuin bedreigd zag, nam eveneens de wapens op en bij hem voegden zich weldra zijn drie broers, Henri, Werner en Frédéric .
De Fransche vlag, die van het stadhuis woei, werd aanstonds vervangen door de Brabantsche vlag, wier kleuren weldra het herkenningsteeken vormden van hen, die zich om de nieuwe burgerwacht schaarden. Lucien Jottrand vertelt in het dagblad Le Droit (5 Januari 1875) van het ontstaan dezer kleuren. Het verschijnen van de Fransche vlag had de bourgeoisie in groote verlegenheid gebracht. Het was echter duidelijk dat men nu de Hollandsche niet opnieuw voeren kon. Dat zou een te duidelijk blijk van trouw aan de regeering zijn en bij voorbaat de woede van het proletariaat tegen de Belgische bourgeoisie doen keeren. Jottrand herinnerde zich den standaard van de Vereenigde Staten van België van 1789-1790: rood, geel en zwart in horizontale banen. Hij stelde Ducpétiaux voor deze vlag te hijschen. Wat dan ook gebeurde .
"Er werd luid geroepen en geapplaudisseerd, maar het is wel zeker, dat toen niemand had kunnen zeggen, wat deze drie kleuren beteekenden", schrijft De Wargny . Het doel was bereikt, want het ging er slechts om verwarring in de geesten te brengen.
Om de bevolking te kalmeeren werd terzelfder tijd bij besluit van den burgemeester het recht op het gemaal opgeheven.
De burgerwacht evenwel stond van het oogenblik harer schepping af vierkant tegenover het proletariaat, dat brood en wapenen eischte. Door spoedmaatregelen waren de oprichters van deze garde er in geslaagd in den namiddag drie à vier honderd burgers samen te brengen, die onmiddellijk door de Hollandsche autoriteiten bewapend werden uit het arsenaal in de kazerne der Annonciades . Hun eerste zorg was met alle middelen te trachten de arheiders te ontwapenen, onder meer door gratificaties in geld en vrij jenever te geven maar wij hebben gezien, dat zij niet de verwoesting van sommige fabrieken, villa's en winkels konden verhinderen. Meer nog, de arbeiders, die op de Groote Markt waren te hoop geloopen, sommeerden hen mee op te trekken naar het paleis om het te overmeesteren of hun wapens uit te leveren .
Aldus aangemaand te kiezen tusschen het Belgische proletariaat en de Hollandsche regeering, aarzelde de Brusselsche bourgeoisie geen oogenblik in haar keus: voor het eerst vuurde zij op de in opstand gekomen arbeidersklasse. De eigendom was heiliger dan het Vaderland.
Verscheidene menschen vielen, maar de teruggedreven burgerwacht werd de belofte afgedwongen, dat de Hollandsche generaals uit de stad gezet zouden worden .
In andere deelen van de stad en gedurende den geheelen nacht vond het proletariaat overal afdeelingen van de burgerwacht tegenover zich, die trachtten de orde te handhaven en het bezit te beschermen, maar tevergeefs .
Den volgenden dag, 27 Augustus, bij het aanbreken van den dag vormden zich opnieuw groote samenscholingen om de posten van de burgerwacht en klonken de eischen om werk, brood, vrijheid en De Potter. Terzelfdertijd liet de overheid een serie proclamaties aanplakken, die ten doel hadden druk uit te oefenen op de oproerlingen: de een beloofde een broodkaart aan wie zich naar huis zouden begeven, de ander bedreigde ieder, die van de hulp aan de armen gebruik maakte, met onthouding, indien hij deelnemen zou aan eenige samenscholing . Zelfs werden eenige arrestaties uitgevoerd.
Ondanks deze pogingen tot vreesaanjaging marcheeren tegen tien uur in den morgen de arbeiders in gesloten massa naar het Park en verwoesten er de versieringen opgesteld voor de feestelijkheden onder de oogen der militaire macht en der burgerwacht, die zich door het aantal overvleugeld voelen . Slechts een duizendtal was gewapend, maar naar het getuigenis van tijdgenooten was het een massa van veertig duizend, die deze gewapende kameraden volgde. De bourgeoisie was er in geslaagd twee duizend leden in de burgerwacht bijeen te brengen, die onder bevel van baron EMMANUEL D'HOOGVORST geplaatst werden. Deze verheugde zich om zijn rijkdom en zijn afkeer van revolutie en democratie in een groote populariteit bij zijn klassegenooten .
Men veronderstelde in hem een man gevonden te hebben in staat de gemoederen der massa te kalmeeren .
Hier volgen de namen der leiders van dit "Instituut van het behoud", zooals De Wellens, de toenmalige burgemeester van Brussel, het noemde:
Kapiteins: Vangelder-Parys, de industrieel Basse, wiens fabrieken verwoest waren, Everard-Goffin, Blaes, Hagemans, Ferdinand Meeus, Latour en Michiels.
Majoors: Van der Smissen, Otton, Gay, Fleury du Ray, Plétinckx-Janssens, Jean Palmaert, graaf de Bocarmé, graaf van Hogendorp en baron Frédéric de Sécus.
Adjudanten: Prosper de Brabander, baron de Felner, ridder d'Odomont, Max Delfosse, Adolphe Auman, de advocaten Plaisant en Stevens en dokter Vlemynck .
In den loop van dezen zelfden dag ontmoette een volksmenigte een patrouille van de burgerwacht, die gedwongen werd mee te roepen: "Leve De Potter en de vrijheid !" Een der burgers voegde daaraan toe: "Ja, maar leve ook de orde; wij hebben ons vereenigd om de orde te handhaven en gij verstoort ze!" Toen gaf een man uit het volk het volgende merkwaardige antwoord:
"Zoo, gelooft u dan, dat men met orde revoluties kan maken?" . Dit trekje toont wel duidelijk, welke geest de klassen bezielde gedurende deze bijzondere gebeurtenissen.
Des avonds nam de burgerwacht revanche over de nederlagen, die zij sinds haar oprichting geleden had. De beslissende botsing had plaats op het Koningsplein. Op het bevel om hun wapens af te geven, antwoordden de arbeiders, dat zij liever zouden sterven . De bourgeoisie gaf vuur en doodde er een tiental van . Het was om het koninklijk paleis te beschermen, dat de burgerwacht geweld gebruikte. Is het mogelijk een meer overtuigend bewijs te vinden voor den wil om de heele revolutie te vermijden en met alle middelen de bestaande orde te handhaven? De burgerwacht ging dien dag zoover de jammerlijke taak van het leger van koning Willem over te nemen .
Toen de francophiel GENDEBIEN vernam, dat men het volk met geweerschoten had teruggedreven, betreurde hij slechts één ding: voor zijn zaak de hulp verloren te hebben van "ons kanonnenvleesch, waarvan thans wraak was te duchten" .
"Bij een bespreking van het conflict, gerezen tusschen de bourgeoisie, die slechts de instandhouding van haar welstand beoogde, onverschillig hoe en onder wien, en het volk, dat tot elken prijs vrijheid en onafhankelijkheid wilde, zooals De Potter zal schrijven, tusschen dezen, die wapens verlangden om er de Hollanders mee te bevechten en genen, die ze weigerden uit vrees voor plundering van de winkels, zei mijn vriend: "Ik vernam, dat men genoodzaakt was geweest op het volk te vuren en dat wij zoodoende ons kanonnenvleesch verloren hadden". Dit woord, dat mij in Napoleons mond steeds afstootender heeft toegeschenen dan de meest afschuwelijke uitingen van de terroristen van 1793, kwam mij uit den mond van een adspirant volksleider voor als iets onbeschrijfelijk laags, waar mijn verstand bij stil stond en dat mijn hart toekneep" .
De nacht ging rustig voorbij. De bourgeoisie was er, dank zij de doortastendheid van haar leiders, in geslaagd den toestand meester te worden. Het volk scheen volkomen ontwapend; maar later zou blijken, dat het een groot deel van zijn wapens voor een gunstiger oogenhlik had bewaard .
DE ONDERDRUKKING DOOR DE BOURGEOISIE
De onderdrukking van den opstand begon den volgenden dag, 28 Augustus. De burgerwacht zond patrouilles te voet en te paard uit en ging over tot meer dan honderd arrestaties, die door de Hollandsche overheid verder werden behandeld. De advocaat PLAISANT nam den post van hoofd der politie over en liet de leiders van de troepen, die de fabrieken hadden verwoest, arresteeren. Een van hen, FONTAINE (of FONTEYN) genaamd, werd tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld .
De bourgeoisie was echter verre van gerust op de toekomst. Zij had de zwakheid van de Hollandsche overheid waargenomen en zij was er het eerste slachtoffer van geweest. Hoe onbekwaam dit bewind was om de orde binnen de stad te handhaven, was al te duidelijk gebleken. Zij gaf er zich rekenschap van, dat haar overwinning slechts het resultaat was van de verrassing, die haar snelle en onvoorziene tusschenkomst bij de massa had teweeggebracht. Het proletariaat had tot op dit oogenblik in den waan verkeerd, dat aan zijn zijde en tegenover de regeering de democratische burgerij zou staan, wier pers haar met zulke vinnige woorden te lijf ging. Onder deze omstandigheden kon de geringste fout van de zijde der regeering of der bourgeoisie het herstel der orde in gevaar brengen. Desnoods verdiende het overweging den schijn aan te nemen, of men op zekere punten bereid was voldoening te geven .
Wat de linkerzijde der bourgeoisie betreft, zij was er op uit van de omstandigheden gebruik te maken om van de regeering wegneming der politieke grieven te krijgen, die zij nog eens onder woorden bracht .
De leiding van de burgerwacht kwam 's avonds met een vijftigtal notabelen samen en besloot den koning in te lichten over de beteekenis der gebeurtenissen. Een Adres aan den koning werd opgesteld door Ducpétiaux, Jottrand, Plaisant, Rouppe, Lesbroussart, Gendebien en Plétinckx. Het kondigde het bezoek van vijf burgers van Brussel aan: Joseph d'Hoogvorst, Félix de Mérode, Gendebien, Frédéric de Sécus en Palmaert Sr., belast met de opdracht Zijne Majesteit duidelijk te maken, dat welgezinde burgers in een dergelijke crisis nooit grooter aanspraak op zijn achting hadden gehad en om hem te verzoeken de Staten-Generaal bijeen te roepen .
"Men ziet, zegt De Gerlache, dat de goede inwoners van Brussel, de toegedane en getrouwe onderdanen van den koning, er eind Augustus 1830 nog weinig voor voelden revolutie te maken. Zij hadden er integendeel sterke vrees voor; zij stelden er zich mee tevreden. opheffing van hun grieven langs wettigen weg te vragen en zij drongen met name aan op het spoedig bijeenroepen van de Staten-Generaal" .
Willem I was allesbehalve geneigd eenig vertrouwen te stellen in den gang van zaken dezer laatste dagen. Indien hij den tijd gehad had den toestand goed op te nemen, dan zou hij begrepen hebben, dat zijn belang meebracht zich zonder verwijl te vereenigen met de voorstellen der gematigde elementen uit de bourgeoisie. Hij zou op deze wijze de burgerlijke democraten aan zijn zijde gekregen hebben, die nog aarzelden tusschen de revolutie met haar onzekerheden en de wettelijke orde, die meer gemak en minder gevaar bood bij den geest van onafhankelijkheid der massa.
Maar hetzij hij onjuist werd ingelicht over de rol der burgerwacht, hetzij hij slecht beraden werd door zijn weinig politieke omgeving, hij trof een maatregel, waarmee hij alles op de spits dreef, die iedereen, en in het bijzonder de opstandelingen, moest ontstemmen: hij stuurde zes duizend man op Brussel af en gaf hun aanvoerder, prins Willem van Oranje, opdracht hem verslag over den toestand uit te brengen. Deze onhandige beschikking zette alles op losse schroeven. Er moest snel gehandeld worden en men draalde; het was noodig de gemoederen te sussen en men zweepte ze op.
Den 31sten werden d'Hoogvorst, Vandersmissen, ridder de Hotton, graaf Van der Burch, Rouppe en S. van de Weyer naar den prins afgevaardigd om hem te verzoeken zijn troepen niet te laten binnentrekken en vertrouwen in de burgerij te stellen .
Prins Willem en zijn broer Frederik kenden de bedoelingen van de afgezanten slecht. Zij toonden zich aanvankelijk zeer geraakt op het zien der Brabantsche kleuren, die deze droegen, en zij meenden er een revolutionnaire beteekenis aan te moeten hechten; maar de afgevaardigden haastten zich hun de zaak duidelijk te maken.
Wij ontleenen aan de Mémoires du comte Dumonceau het verslag van dit onderhoud: "Nadat d'Hoogvorst het doel der zending had uiteengezet, antwoordde de prins van Oranje, dat hij, evenals zijn broer, zeer gevoelig was voor deze betuiging van de Brusselsche burgerij; dat hij, door zijn vader gezonden om de gemoederen te kalmeeren, gelukkig was lof te kunnen brengen aan den ijver, waarmede de burgerwacht de ongeregeldheden had onderdrukt, maar dat hij ten zeerste laken moest het latere gedrag van eenige leiders, de verloochening van de wettige overheid, het aannemen van de oproerige kleuren, de verkrachting der wetten, enz ..... " .
"U moest ons eerder dankbaar zijn riep Rouppe. U is slecht op de hoogte. Wij hebben deze kleuren alleen aangenomen als herkenningsteeken en om te voor komen, dat allerwege de Fransche driekleur zou worden geheschen !" .
"D'Hoogvorst begon met verontschuldigingen te maken over het gebeurde en betuigde op zijn beurt, in den meest eerbiedigen toon en vorm, dat de burgerwacht nooit, in geen enkel opzicht, tekortgeschoten was in de aan de regeering verschuldigde achting, vooral niet ten aanzien van den koning; wanneer het geleken mocht hebben, of zij er zich van los maakte, dan was dit alleen gevolg van de opwinding der menigte, die er toe noodzaakte den schijn aan te nemen of haar opvattingen gedeeld werden, om haar beteugeling mogelijk te maken; dat als de wettige overheid uitgeschakeld was, dit uitsluitend gevolg was van haar onmacht om tijdens de laatste gebeurtenissen haar taak te vervullen; dat haar vervanging door de vergadering der notabelen intrad, toen de noodzakelijkheid ontstond om aan de eischen van het oogenblik het hoofd te bieden; dat het aannemen van de Brabantsche kleuren slechts plaats had met het oogmerk de verschijning van de Fransche vlag te stuiten, die reeds op verschillende plaatsen was geplant; dat men aldus handelend gedacht had iets wezenlijks te doen om iedere gedachte uit te bannen aan een hereeniging met Frankrijk, waarmee enkelen rondliepen; dat alles te zamen genomen de openbare orde hersteld mocht heeten en thans ten volle verzekerd; dat het gezag des konings zich na eenige concessies weer ten volle zou kunnen doen gelden, wanneer de algemeene opwinding min of meer bedaard was; dat de burgerij in elk geval zich gelukkig zou achten H.H.K.K.H.H. in hun midden te zien verschijnen, mits dit gebeurde zonder nieuwe troepen met zich te voeren, want dat de verschijning daarvan onfeilbaar tot terugkeer der ongeregeldheden zou leiden" .
Nadat de prins nog eens zijn ontevredenheid had uitgesproken met betrekking tot de Brabantsche kleuren, haastten alle afgevaardigden zich deze in den zak te doen verdwijnen, onder verklaring, dat zij er niet de minste beteekenis aan hechtten. Een hunner liet zelfs een oranjekleurige cocarde zien, die hij naar zijn zeggen bij zich had om haar op te steken .
De beteekenis dezer verklaringen van de officieele vertegenwoordigers der bourgeoisie zal niemand ontgaan. De feiten zelf bevestigen, dat zij oprecht gemeend waren en dat zij de geestesgesteldheid van de meerderheid der Brusselsche bourgeoisie op dit oogenblik uitnemend karakteriseeren. Heel haar optreden sinds het uitbreken van den opstand was in werkelijkheid contrarevolutionnair. Nu eens met geweld, dan weer, als zij daar de macht niet toe heeft, door een dubbelzinnige houding aan te nemen, tracht zij zich van de beweging meester te maken om haar af te leiden of te stuiten, teneinde er niet door overweldigd te worden.
Na hun terugkeer te Brussel lieten de afgevaardigden per aanplakbiljet de voorwaarden van den prins bekend maken: "Gij kunt aan de goede burgers van Brussel zeggen, dat de prinsen aan de poort van deze koninklijke residentie staan met open armen voor allen, die tot hen willen komen. Zij zijn gereed de stad te betreden, omgeven door deze zelfde burgerij en gevolgd door de militaire macht, bestemd in den moeilijken veiligheidsdienst, dien deze burgerij heeft verricht, te voorzien, tot de onwettige kleuren en vlaggen zullen zijn afgelegd en de kenteekenen, die een verbijsterde menigte heeft neergehaald, kunnen worden vervangen" .
Men bespeurt, hoe onhandig deze proclamatie is opgesteld. Zij doet uitkomen, dat de bourgeoisie niet anders dan een werktuig in handen der Hollandsche regeering is geweest en, aan den anderen kant, dat de vlag van deze bourgeoisie een vaan des oproers is. Meer was niet noodig om dit vaandel populair te maken.
De indruk, dien de proclamatie maakte, was onbeschrijfelijk. Met het eigenaardig instinct der massa had de proletarische klasse haar waren zin begrepen. Van alle zijden gingen verontwaardigde kreten op; het volk verliet de Groote Markt, roepende: "De Hollanders ontvangen ons met open armen" maar het is om ons te verstikken! De troepen rukken binnen; te wapen! Laten wij de straten opbreken en barricades opwerpen; te wapen!"
Mannen, vrouwen, kinderen, allen togen aan het werk. De boomen langs de boulevards werden omgehakt, voertuigen omgesmeten, kamers en zolders met straatsteenen gevuld. Twintig vrouwen zag men samen bezig een balk te versjouwen .
Dat was de vrucht van de politiek der prinsen. De handiger leiders van de burgerwacht begrepen, dat slechts verder strekkende tegemoetkomingen aan de democratische elementen een herhaling van den burgeroorlog konden voorkomen. Een tweede afvaardiging werd naar de prinsen gezonden om hen van de jammerlijke uitwerking van het ultimatum op de hoogte te stellen.
DE DROEVIGE INTOCHT VAN DEN PRINS VAN ORANJE
Na lang aarzelen bezweek de prins van Oranje voor de argumenten van de afgevaardigden en beloofde hij den volgenden dag zijn hoofdstad te bezoeken alleen van burgers vergezeld . Men kan niet zeggen, dat dit een "blijde incomste" was.
Indien de aristocratie, de bankiers en kooplieden ook al besloten waren elke botsing te vermijden, het volk dacht er anders over.
Bij zijn aankomst op den 1sten September werd de prins door den staf van de burgerwacht ontvangen met alle eerbetoon aan zijn rang verschuldigd. Baron d'Hoogvorst wachtte hem te voet, omgeven door de voornaamste leiders. De prins sprak tegenover hem zijn volle vertrouwen in de gehoorzaamheid van de burgerij uit. De wacht presenteerde het geweer en de trommelslagers sloegen den roffel .
Aan de venstens bereidden de dames hem een beminnelijke ontvangst , maar de menigte in de straat betoonde zich minder vriendelijk en scheen het geleide van den prins te willen omsingelen.
Door een paniekstemming aangegrepen, toen hij bemerkte, dat hij naar het Stadhuis werd meegevoerd, trachtte de prins te vluchten, maar dadelijk ging een gehuil op: "Naar het Volkshuis met hem!" Het nieuwe hoofd van de politie raadde hem zich te schikken om verdere moeilijkheden te ontgaan. Ondanks dezen verstandigen raad zette de prins, bij het Stadhuis gekomen, zijn paard in galop naar zijn paleis, achtervolgd door de menigte, welke de burgerwacht niet moeite in bedwang hield .
Deze onhandige houding deed de plannen van de bourgeoisie in duigen vallen. De strekking hiervan was desnoods den prins van. Oranje uit te roepen tot hoofd eener regeering, die op haar steunde . Zijn vlucht was een aftocht, die het machtsbesef bij de massa versterkte.
Hij had zich dwaselijk in het hoofd gehaald, dat de bourgeoisie hem overleverde en ook den ondergang van de dynastie wenschte. De staf van de burgerwacht, die hem bij het paleis had ingehaald, trachtte hem nog eens aan het verstand te brengen, dat zij met de beste bedoelingen bezield was, en dat, zooals de zaken nu stonden, het verstandig zou zijn het volk tevreden te stellen door politieke hervormingen, die de dynastie niet schaadden . De prins bepaalde er zich toe een commissie te benoemen met opdracht hem voorstellen te doen. D'Hoogvorst, de hertog van Aremberg, Rouppe en Van de Weyer maakten er deel van uit .
De meest helderziende burgers gaven zich er evenwel zeer goed rekenschap van, dat de tijd voor kleine tegemoetkomingen verstreken was. De revolutionnaire golf, een oogenblik teruggevloeid, kwam met grooter kracht opzetten. Denzelfden dag, waarop de prins zijn intocht binnen Brussel hield, kwamen een honderdtal inwoners van Waver in de stad, slecht bewapend, de meesten met hooivorken en bijlen; zij vertelden, dat men in de omliggende plaatsen op het punt stond hun voorbeeld te volgen. Zij werden feestelijk ontvangen en toegejuicht .
Zoo werd de toestand elken dag ernstiger. Van uur tot uur werd het moeilijker het proletariaat met woorden en beloften te paaien, doch hoe de leiders van de burgerwacht ook aandrongen, de prins weigerde zich aan hun hoofd te stellen .
Ondertusschen was de deputatie, door de burgerij naar Willem I gezonden, teruggekeerd, met de toezegging, dat de Staten-Generaal tegen den 13den zouden worden bijeengeroepen om den toestand onder het oog te zien. Dit werd den 2den bekend gemaakt. Het volk maakte hierop aan alle gedraal een einde en ging tot de daad over. Het stroomde naar het paleis onder den kreet: "Weg met de verraders, weg met de Hollanders" .
's Avonds werden de proclamaties met het verslag der deputatie en de aansporing tot rust en vertrouwen door de menigte afgescheurd en verbrand .
Dit was het beslissende uur voor de Belgische bourgeoisie. De dubbelzinnige houding der Hollandsche regeering voerde de spanning op. De bourgeoisie had het volk hervormingen toegezegd. De regeering gaf slechts onbestemde beloften, terwijl de troepen voor de poorten der stad lagen. De bedreiging was duidelijk en in de beloften stelde niemand eenig vertrouwen. Bij het volk stonden de notabelen en de leiders der burgerwacht onder verdenking medeplichtig te zijn aan de politiek van den koning. Deze geestesgesteldheid is bij de houding, die de burgerwacht tijdens de geheurtenissen in Augustus had aangenomen, niet anders dan begrijpelijk. De verantwoordelijkheid voor het toespitsen der verhoudingen valt grootendeels op de regeering. Indien zij nog langer talmt om de voorsteIlen der gematigden onder de bourgeoisie tot de hare te maken, zal deze morgen dooreen nieuwen opstand worden meegesleurd, en, op gevaar af in een ongelijken strijd gewikkeld te worden, zal zij steeds dieper ingrijpende hervormingen moeten eischen. In de klem tusschen een verbitterd proletariaat en een blijkbaar onbekwame regeering, die haar elken dag nieuwe moeilijkheden bereidt, voelt zij zich opnieuw genoopt haar eigen zaak zelf af te doen en zich tegen haar zin in de plaats van deze regeering te dringen. Wanneer Willem al een groot industrieel was, dan toonde hij zich toch een erbarmelijk diplomaat. Bij de bourgeoisie van het zuiden had hij wat dit betreft een lesje kunnen nemen. Maar zijn hoogmoed verhinderde hem rekening te houden met de waarschuwingen van de besten zijner onderdanen.
Van dit oogenblik af is de bourgeoisie verplicht de scheiding te vorderen tusschen de zuidelijke en de noodelijke provincies, zonder anderen band dan dien der regeerende dynastie. Inwilliging van dezen eisch, dien De Potter al negen maanden eerder gesteld had, zou mogelijk het Koninkrijk der Nederlanden hebben gered . Willem bepaalde er zich toe van VAN MAANEN, den meest impopulairen minister, te ontslaan. De maatregel kwam te laat om een gunstige uitwerking te kunnen hebben. Reeds de aanwezigheid der Hollandsche troepen was het vastberaden proletariaat voldoende motief voor den strijd tot het uiterste, zoodat de leiders van de burgerwacht den prins verklaarden, dat zij voor de veiligheid van zijn persoon niet langer konden instaan, en hem aanraadden Brussel zoo spoedig mogelijk te verlaten ; Van de Weyer beloofde hem onvoorzichtig genoeg de revolutionnaire beweging te stuiten tot zijn terugkeer.
Voor zijn vertrek stelde hij eerst met de heeren De Brouckère, De Langhe, baron de Sécus, graaf Cornet de Grez en graaf de Celles een proclamatie op, waarin men lezen kon, dat de burgerwacht zich op eerewoord verbond geen verandering van dynastie te zullen dulden en de stad en in het hijzonder het koninklijk paleis te beschermen "
Deze onderhandelingen tusschen de regeering en de bourgeoisie waren niet van een aard, die het proletariaat tot rust kon brengen, te minder, doordat dit voortdurend versterking uit de provincies kreeg.
Brusselsche soldaten uit het leger van den prins begonnen te deserteeren. Zij verspreidden een vlugschrift, dat onder meer inhield:
"Belgische soldaten! Neen, gij zult het voorbeeld niet volgen der ellendelingen, die zich in Parijs met schande hebben beladen door op burgers te schieten. Neen, gij zult geen moordenaars van uw broeders worden. Gij zult de wroeging niet willen ondergaan van hen, die zich met deze misdaad bezoedeld hebben. Gij zult de wanhoopsdaden ontgaan, waartoe zoo velen dezer verblinde ongelukkigen vervielen, wien het leven, in eigen oogen ondraaglijk geworden is. Gij zult het afschuwelijk ongeluk vermijden, dat voor het 53ste regiment aanleiding werd om zich met het volk te verbroederen: een zoon schoot zijn eigen vader neer enz ... enz .... "
Den 6en September, toen de lust de orde te verbreken allen goeden raad ten spijt het volk te machtig werd, besloot een troep naar Tervueren te trekken, waar de Hollanders lagen, maar het gelukte Van de Weyer en Plétinckx hen terug te voeren.
Den 7den September trokken goed bewapende vrijwilligers uit Luik, voor het meerendeel arbeiders, vol revolutionnaire geestdrift en onder het zingen der M arseillaise, de hoofdstad binnen .
Op dezen zelfden, dag zag de Brabançonne het licht.
De dichter, Jenneval, die sinds 27 Augustus deel uitmaakte van de burgerwacht, bezingt er wat voorbarig de overwinning in van de bourgeoisie op het volk:
Aux cris de mort et de pillage,
Des méchants s'étaient rassemblés.
Mais votre énergique courage
Loin de vous les a refoulés.
Maintenant, purs de cette fange
Qui flétrissait votre cité,
Amis, il faut greffer I'Orange
Sur l'arbre de la liberté!
De booswichten waren echter allesbehalve teruggedreven en dit gepeupel zou nog heel wat zwarigheden bereiden aan de doortastende tuinlieden van de burgerwacht.
HET COMITÉ VOOR OPENBARE VEILIGHEID
De toestand was weinig geëigend om de gemoederen te doen bedaren: geen werk en geen brood en het antwoord van den koning op de verzoeken, door den prins van Oranje overgebracht, was een bedreiging voor de aanstichters van anarchie . Evenals in begin Augustus waren de samen-scholingen niet van de straat en de houding van de bourgeoisie werd vinnig gehekeld. Het volk had nog; slechts in zich zelf vertrouwen .
Den 8sten en 9den September ging de burgerwacht over tot de benoeming van een Comité voor openbare veiligheid, in het begin Comité voor verdediging genoemd, belast met de versterking van de verdedigingsmiddelen der bourgeoisie en met de taak het volk door verzoeningspogingen rustig te houden. Hiertoe deed het een beroep op alle welgezinde mannen zonder onderscheid van stand en nam zij zoowel de blauwe kiel der arbeiders en boeren als de politiemuts op . Aan den anderen kant spoorde d'Hoogvorst, om niet overmeesterd te worden door het aantal arbeiders en boeren, dat zonder ophouden uit alle zuidelijke provincies toestroomde, in een proclamatie de bevolking aan den marsch naar Brussel onmiddellijk te staken . Politiek stelde het Comité zich voor de dynastie te handhaven, doch daarnaast vast te houden aan het beginsel der bestuurlijke scheiding en het bewaren der maatschappelijke orde . Een biljet, onderteekend door baron Em. d'Hoogvorst, kondigt aan, dat iedere oproerige beweging der arbeiders onmiddellijk zal worden onderdrukt .
Het Comité telde onder haar leden Félix de Mérode, Gendebien, Rouppe, Meeus en Van de Weyer, zoowel gematigden dus als democraten. Dat moest de grootste verwarring geven. Het was echter gevaarlijk zich te veel te compromitteeren in de oogen van het volk, dat de overwinnig kon behalen, en eveneens in de oogen van de regeering, die haar ook kon wegdragen . Het was niet in de eerste plaats zaak den Hollanders slag te leveren, de grootstie zorg baarde de verdediging van het bezit .
Op de hoogte gebracht van wat zich te Brussel afspeelde, zond De Potter uit Parijs brieven, waarin hij de gematigdheid der democraten hekelde en het parool uitgaf een Onafhankelijke federatieve Republiek te stichten . Dit parool, dat uiting gaf aan wat de massa bezielde, bracht verwarring in het Comité en de meest vooruitstrevende elementen scheidden zich den 15den of 16den September min of meer openlijk af om de Club van de zaal Sint George of Centrale Club tegenover het Comité te vormen. Het was ten slotte de scheuring in de gelederen der bourgeoisie tusschen de rechtsche en de linksche elementen onder den druk van het proletariaat. Het Comité is trouw aan het bewind en steunt op het meest vermogende deel der bourgeoisie. De Centrale Club, zonder nauwkeurig omschreven program, maar met beslistheid aansturend op scheiding, steunde op het volk. Proletariërs woonden haar vergaderingen bij . De democratische burgers hadden de handen vol om hen te weerstaan en de beweging in hun richting te leiden . Aan het hoofd der Centrale Club stonden jonge intellectueelen uit Brussel, Luik en Luxemburg, die zich hadden voorgenomen het Comité in hun vaarwater te drijven en desnoods onder den voet te loopen .
"Onder den schijn van een rustige behandeling van politieke aangelegenheden, vertelt. White, werden daar de meest overdreven principes op den voorgrond geschoven en de hevigste maatregelen voorgesteld. Zooals het gewoonlijk gaat bij politieke schokken, werd er slechts één politiek leerstuk toelaatbaar geacht. Elk voorstel, dat tegen den volkswil inging, ook al was het op zich zelf juist en politiek goed gezien, werd voor anti-nationaal uitgekreten en lokte tegen de voorstellers de gevaarlijke beschuldiging uit, dat zij verraad pleegden en de Hollanders aanhingen" .
DE PROLETARISCHE OPSTAND VAN SEPTEMBER 1830
De zitting van de Staten-Generaal had den 13den September te 's-Gravenhage plaats. De troonrede en het verslag werden in den avond van den 16den op de Groote Markt onder gefluit en gejouw van het volk verbrand . Terwijl de Staten-Generaal in Holland en het Comité voor openbare veiligheid te Brussel beraadslaagden, bleven de vrijwilligers, de proclamatie van d'Hoogvorst ten spijt, uit alle oorden des lands toestroomen. "De onverschrokken Walen, schrijft White, gedreven door die stoutmoedige belustheid op avontuur, waarvoor zij in de geschiedenis bekend staan, lieten hun werk in den steek om, gewapend met pieken en geweren, naar het middelpunt der beweging te marcheeren; als helsche geesten kwamen zij op uit de onderaardsche gangen der Borinage om in massa naar de hoofdstad te stroomen. Limburg en Vlaanderen hadden hun aandeel geleverd, Luik ging voort wapens en kanonnen te zenden en een te Waver gevormd troependeel rukte de hoofdstad binnen met twee stukken geschut" .
De Belgische afgevaardigden deden Zondag 19 September in het Comité verslag van de zitting der Staten-Generaal. Weer konden zij niet anders dan vage toezeggingen overbrengen. De meerderheid verklaarde echter bevredigd te zijn en stelde voor een afwachtende houding aan te nemen, maar een minderheid, bestaande uit Van de Weyer, Plétinckx, Fleury-Durayen en Palmaert, getuigde van beter inzicht, toen zij om niet "door het volk uit de kruisramen van het Stadhuis gesmeten te worden", zich duidelijk uitsprak voor de onmiddellijke administratieve scheiding; zij zocht aansluiting bij de mannen van de Centrale Club .
Een rumoerige zitting had plaats, waar de extremisten de bovenhand hadden. Het Comité voor openbare veiligheid had een hevigen aanval te doorstaan .
Een gebeurtenis had de volkswoede ten top gevoerd. Vrijwilligers hadden inderdaad twee keer een uitval tegen de Hollandsche voorposten beproefd en zich van paarden uit het vijandelijk kamp meester gemaakt. Het Comité had onmiddellijk, overeenkomstig zijn politiek, een proclamatie laten aanplakken, die deze daad als opstandig veroordeelde en als een verkrachting van de rechten van den mensch! Er werd in bevolen de paarden terug te geven en meegedeeld, dat een brief met verontschuldigingen aan prins Frederik gezonden was .
Tegen tien of elf uur 's avonds zag de Groote Markt zwart van volk. De kreten: "Te wapen! Voorwaarts! Wij worden verkocht en verraden! Weg met het Comité! Weg met de burgerwacht!" overstemden het getier. "Ooggetuigen, vertelt De Wargny, geven ongeveer het volgende verslag van de gesprekken, die zij op de Groote Markt beluisteren. Onze vrouwen en kinderen hebben geen brood! (Dat is waar! Dat is waar!) De rijken zijn er alleen op bedacht hun geld te behouden; om ons bekommeren zij zich niet. (Wij weten er alles van!) Zij zullen het met de Hollanders op een accoordje gooien en wij zullen het loodje leggen. (Dat zullen me eens zien!) Wij - zullen het land moeten verdedigen. (Bravo!) De vreemdelingen wegjagen, die ons uitzuigen. (Bravo!) Zorgen, dat de goede naam van Brussel niet door den modder gaat. (Nooit, Nooit!) Liever zullen we sterven, enz. (Donderende toejuichingen.)" .
Deze menigte neemt stormenderhand het Stadhuis. Een talrijke groep, waarin men de Luikenaars opmerkt, dringt met slaande trom de zaal binnen. CHARLES ROGIER tracht tevergeefs den stroom van volk tegen te houden . Weerstand was nutteloos, schrijft White, het eenige wat overbleef was het volk te paaien en het beloften te doen" .
Groepen proletariërs, die in een staat van onuitsprekelijke opwinding verkeeren, verspreiden zich in verschillenden richtingen om de burgerwacht te gaan ontwapenen . Tegen vier uur in den morgen wordt een patrouille van de burgerwacht aangevallen; zij verliest alle zelfbeheersching, geeft vuur en vier mannen vallen .
Om zes uur 's morgens was de onafzienbare menigte arbeiders nog beduidend versterkt. Het zesde deel dezer massa was met geweren bewapend. Den vorigen dag had het nog geschenen, of het proletariaat er over niet een beschikte. Groepen werden geformeerd. Zij marcheerden op in goede orde, de hest bewapenden vooraan. Hun doel was de ontwapening van de bourgeoisie door te zetten; deze trok zich van haar posten terug en ging naar huis .
Het Comité voor de openbare veiligheid liet zich door de gebeurtenissen niet weerhouden om den 20sten September tegen acht uur 's morgens naar het Stadhuis te gaan om er te beraadslagen. Dit zou de laatste maal zijn.
Om tien uur verscheen een macht van vijftienhonderd gewapenden, die de deuren insloegen onder den kreet: "Te wapen! Leve de Vrijheid! Weg met de verraders en de verkochten!" Zij verjoegen de leiders der bourgeoisie , "de stadhuis-heeren met hun zwarte jassen" . D'Hoogvorst slaagde er alleen dank zij zijn tegenwoordigheid van geest en enkele toegewijde vrienden in zich in veiligheid te brengen .
Na de verovering van het Stadhuis kwam het opgewonden volk op de Groote Markt bijeen, waar het in gelederen werd opgesteld onder leiding van ERNEST GRÉGOIRE, die als aanvoerder werd erkend. Colette van Luik, Lambinon van Dinant en Gillain van Namen waren zijn onderbevelhebbers . Men schat het aantal proletariërs, dat aan de ontwapening der bourgeoisie deelnam, op tien duizend .
De notabelen, de rijke burgers, de officieren van de burgerwacht en de leden van het Comité voor openbare veiligheid namen de vlucht, meerendeels naar Frankrijk. Zij, die bleven, riepen de hulp der Hollanders in en verzochten Koning Willem zijn toevlucht te nemen tot geweld . "Adressen en zendboden werden naar prins Frederik gestuurd, schrijft White, om hem af te schilderen tot welk een toestand van anarchie de stad vervallen was; om hem te smeeken hen onverwijld ter hulp te snellen en hem te verzekeren, dat deze tuchtelooze horden onmiddellijk zouden verdwijnen, wanneer zijn troepen aan de poorten der stad verschenen; dat de oranjewimpel nog van den toren der Sint Goedele woei en dat hij en zijn soldaten na een zege zonder bloedvergieten als bevrijders zouden worden binnengehaald" .
Dit beteekende de overwinning van den opstand der arbeiders en van de Centrale Club.
"Het Comité en de staf van de burgerwacht, leest men nog bij White, konden als opgelost worden beschouwd. De macht was volkomen overgegaan in de handen van de Centrale Club en van de aanvoerders der vrijwilligers" .
Meesters van de stad geworden vormden de proletariërs, bewapend met pieken, stokken, pistolen, sabels of geweren, een georganiseerden ordedienst voor de stad .
"Het dwingt bewondering af voor dit volk, dat zoozeer gevreesd werd, schrijft Niellon, dat den ganschen dag, waarop de stad aan zijn willekeur was overgeleverd, geen enkele gewelddadigheid werd bedreven en dat de openbare orde beter verzekerd was dan op de voorafgaande dagen" .
Na een maand van strijd had het proletariaat van Brussel zijn stad veroverd zooals dat van Parijs de zijne in Juli; maar het leger van Willem, opgeroepen door de Belgische bourgeoisie, stond voor de poorten van de stad .
HET VERZET
Een enkel man van de befaamde burgerwacht had het vertrouwen in de toekomst niet verloren en gaf blijk van wezenlijken moed: generaal baron Emmanuel d'Hoogvorst. Den volgenden dag, den 21sten, 's morgens, trachtte hij zijn burgerwacht te herstellen door een overeenkomst met de democratische burgers van de Centrale Club, zijn oude vrienden Plétinckx, Vandermeeren, Mellinet, Niellon, Grégoire, Jenneval en Rodenbach, wien hij het bevel over de troepen, die het leger van Willem moesten terugslaan, overdroeg .
Terzelfder tijd trachtten deze democraten in de plaats van het Comité voor openbare veiligheid, dat door de laatste gebeurtenissen was opgelost, een regeering te vormen. Om de gezindheid te peilen gaf Charles Rogier last een banier te ontwerpen met het inschrift: Voorloopig bestuur: De Potter, Gendebien et d'Oultremont (comte) de Liège en met deze banier door de stad te trekken . De keus van De Potter als eerste naam was veelbeteekenend. Hij moest het onderpand vormen voor den steun van het volk aan het nieuwe bewind. Maar het oprukken
der Hollandsche troepen nanl alle aandacht in beslag voor de ernstige gebeurtenissen, die in gang waren.
In alle wijken organiseeren de arbeiders de verdediging van de stad. Barricaden verrijzen overal. Het gewapende volk, vergezeld van oud-soldaten, trekt naar de poorten van de stad .
Aan den vooravond van den beslissenden slag, die hopeloos schijnt, nemen de gematigde elementen van de Centrale Club op hun beurt de vlucht; zij laten de stad over aan de proletariërs en de radicale democraten Plétinckx, Grégoire, Bayet en anderen, voor het meerendeel vreemdelingen. Rogier komt de eer toe het laatst te vertrekken, zooals hij de eerste zijn zal, die terugkeert .
In dezen toestand van verwarring spant Plétinckx zich in het verzet te organiseeren, en terwijl de bourgeoisie het gevaar ontwijkt, snellen de arbeiders en de boeren der voorsteden de hoofdstad te hulp .
Intusschen ontvangt het Hollandsche hoofdkwartier nog steeds Belgische boodschappers, die de verzekering geven van de vredelievende gezindheid van alle achtenswaardige burgers en de voorspelling, dat de troepen met gejuich zullen worden ontvangen . Den volgenden dag, den 22sten, 's avonds, scheen de zegevierende intocht van de troepen binnen Brussel een uitgemaakte zaak en de weinigen uit de bourgeoisie, die in de stad waren gebleven, staken hun vreugde niet onder stoelen of banken. "Velen zelfs van de vurigste patriotten, lezen wij bij White, kwamen onder den indruk van de ongelijkheid der krachtsverhoudingen tusschen de verdediging en den aanval en vonden, dat het hoog tijd werd een poging te doen om met prins Frederik in onderhandeling te treden. Er was een hartstochtelijk verlangen om zich over te geven, maar de vrees de beschuldiging van verraad op zich te laden weerhield hen er van dit uit te spreken . De ontmoediging was toen, volgens White, zoo groot, dat zelfs eenige Luiksche vrijwilligers, die onder bevel van Rogier stonden, zich terugtrokken en dat men het den 22sten, 's middags 6 uur, noodig oordeelde een vergadering van leiders in het Stadhuis te beleggen, om onder het oog te zien, wat wenschelijker was: zich verdedigen of zich over te geven. De meeningen stonden vierkant tegenover elkaar. Velen der voorzichtigsten verklaarden, dat verzet onvermijdelijk tot een nederlaag zou leiden, waarom zij tot onderwerping raadden. Maar hun woorden werden overstemd door de afkeurende kreten van het volk, terwijl Grégoire, Niellon en Mellinet, Franschen, die hoegenaamd geen bezit hadden, en Roussel uit Leuven, een vurig democraat, zwoeren, dat zij de stad zouden verdedigen, ook al zouden zij onder de puinhoop en begraven worden.
Na een onstuimige bespreking ging de vergadering uiteen; er was besloten tot verzet . Echter, een uur later in den nacht werden de vertoogen van de kooplieden, de winkeliers en de meest vermogende inwoners zoo dringend, dat een tweede vergadering bijeenkwam. Daar de meest tot geweld gezinde leiders ontbraken, werd men het er over eens, dat de verdediging ondoenlijk was en de overgave noodzakelijk. Een petitie of adres te dezer zake werd te middernacht opgesteld, geteekend door veertig notabelen, en aan prins Frederik gezonden" .
Dit lange citaat was noodig om den toestand aan den vooravond van het binnenrukken der troepen te teekenen.
Reeds in den voormiddag van den 23sten zag men in de straten dames in groot toilet, gereed de schitterende soldaten van Willem te ontvangen . Wanhopend aan de overwinning van het volk besloten Rogier, Félix de Mérode en hun vrienden een toevlucht in Frankrijk te zoeken. Gendebien had hen reeds den 18den in den steek gelaten . Wat het volk betreft, het blaakte van geestdrift. Het maakte zich op om te overwinnen of te sterven zonder zich om de leiders van de Centrale Club te bekommeren .
Tegen tien uur liet het kanon zich voor het eerst hooren en tienduizend Hollandsche soldaten drongen de stad binnen om de rebellen te tuchtigen. Een legerkorps slaagt er in het Park te bezetten, maar nauwelijks twaalfhonderd man, meerendeels arbeiders en boeren, geholpen door vrouwen, kinderen en grijsaards, die nieuwe barricaden opwerpen, zullen deze keurtroepen van Willem weten tegen te houden .
"Zonder de politieke zijde van het geval te beroeren en zonder iemand te willen beschuldigen of rechtvaardigen, schrijft de correspondent van de Globe, moet ik zeggen, dat het Brusselsche volk, het gepeupel, het canaille, zooals men het noemt, zich heldhaftig heeft gedragen. Sinds drie dagen zijn zij onder de wapenen, zonder eenig bestuur, zonder dat de toevoer van levensmiddelen verzekerd is, en er is geen schijn of schaduw van een bedreiging van het bezit. Sinds twee dagen vechten zij als leeuwen (inderdaad waren er reeds voor den 23sten schermutselingen bij de poorten van de stad geweest. Noot van den schrijver) en er is onder hen geen kapitein, geen generaal, niets. Alles moet voor de vuist weg door kleine groepen gedaan worden" .
Dezen dag, den 23sten, viel de beslissing; de overwinning was verzekerd . Op dit oogenblik hebben de democratische leiders allen invloed op de menigte verloren . ENGELSPACH, LARIVIÈRE genaamd, een delfstofkundige, zoon van een tooneelspeler uit den Elzas, zetelt alleen op het stadhuis. Op zijn twee-en-twintigste jaar had hij een lange studie- en onderzoekingsreis gemaakt, betaald uit de opbrengst van het werk zijner handen. Te Sint Petersburg was hij genoodzaakt kellner te worden om geld voor de terugreis te verdienen. In België teruggekeerd schreef hij eenige geologische werken, waarmee hij den lof van ALEXANDER VON HUMBOLDT oogstte. Reeds op jeugdigen leeftijd was hij lid van een aantal academies en geleerde genootschappen. Bij het uitbreken van den opstand werd hij lid van de burgerwacht, maar in September sloot hij zich aan bij de extremisten. Sinds den 20sten, den dag, waarop het proletariaat de stad in bezitnam, voorzag hij in de meest dringende behoeften; hij leidde den postdienst, regelde de verdeeling van graan en meel en vorderde ammunitie op. Van den 20sten tot den 30sten oefende hij een haast onbeperkte macht uit. Gedurende deze tien dagen trof hij meer dan tienduizend beschikkingen. Nog geen jaar later, den 23sten Juli 1831, zou hij in vergetelheid sterven .
DE STAATSGREEP VAN DE LEIDERS DER BOURGEOISIE
De versterking, die den volgenden dag en de dagen daarna onophoudelijk toestroomt, doet de hoop der opstandelingen stijgen. "De boer verliet zijn akker, schrijft White, de arbeider zijn werkplaats, de mijnwerker zijn mijn; als met één slag liet de geheele werkende klasse haar arbeid in den steek om naar de hoofdstad te snellen" .
Vóór de wending, die de gebeurtenissen nemen, herkrijgen de democratische leiders, die buitenaf zijn gegaan, het vertrouwen en zij keeren overhaast terug om de vruchten te plukken van een overwinning, die zoo goed als verzekerd scheen. Charles Rogier is, gelijk reeds werd opgemerkt, een der eersten.
Terwijl het volk op de barricaden vecht en den aanval van het koninklijk leger weerstaat, ondernemen deze leiders der bourgeoisie een werkelijken staatsgreep door een Bestuursraad te vormen, bestaande uit d'Hoogvorst, Jolly, Rogier, de Copin en Vanderlinden. Hun eerste daad was tot commandant over de actieve Belgische strijdkrachten DON JUAN VAN HALEN te benoemen , een avonturier, iemand die aan de onderdrukking van den opstand in Augustus door de bourgeoisie had deelgenomen, en Engelspach den titel van Algemeen Beheerder toe te kennen en onbeperkte volmacht te verleenen .
Deze stoutmoedige daad, aan het initiatief van Rogier en zijn vrienden te danken, herschiep den proletarischen opstand tot een politieke revolutie ten bate van de jonge intellectueelen, die tot op dit oogenblik slechts een rol op het tweede plan hadden gespeeld. Door hun lot aan dat der revolutionnaire beweging te verbinden zijn zij verplicht alles in het werk te stellen om deze te doen slagen; het naaste doel, dat zoowel de Bestuursraad als het proletariaat moest trachten te bereiken, was de Hollanders te verjagen. Dit vormde overigens het eenige punt, dat de proletariërs en de burgers van den Bestuursraad vereenigde. De laatsten zullen later al hun krachten inspannen om ten eigen voordeele de revalutie van haar werkelijk doel af te leiden .
Gedurende den 26sten werd de strijd des daags met grooter hardnekkigheid dan voorheen voortgezet. "Het volk betoonde zich hierbij zoo onstuimig, zegt Van Halen, dat men herhaaldelijk kon zien, hoe zij, die geen wapens hadden, zich in het vuur wierpen om zich van de geweren der vijanden meester te maken" . "In de pauzen tusschen de aanvallen, leest men bij Van Kalken, verlieten de opstandelingen - de leeren pet op één oor - vaak hun post om in de café's, ander het ledigen van heel wat glaasjes, van hun wapenfeiten te gaan vertellen. Vrouwen en kinderen brachten, onbekommerd om het gevaar, vader zijn soep op de barricaden. Er waren populaire helden, zooals die oude, verminkte artillerist uit Luik, Charles, die zijn bijnaam aan zijn houten been dankte. De vreemdelingen eindelijk met hun breedgerande hoeden, Spaansche mantels en hooge laarzen, brachten in dit schilderachtig tooneel de uitheemsche noot .
Terwijl de strijd voortduurde, nam de Bestuursraad, ter voortzetting van zijn staatsgreep, den 26sten den naam aan van Voorloopig Bewind, waarin de pas teruggekeerde vluchtelingen, de leden van het oude Comité voor de openbare veiligheid, die de proletariërs verjaagd hadden, werden opgenomen: Félix de Mérode, Gendebien, Van de Weyer en Nicolaï .
In den loop van den nacht verlieten de Hollanders hun stellingen. Het ochtendgloren van den 27sten verkondigde de overwinning van het volk op het gedemoraliseerde leger van koning
WILLEM, die boeten moest voor zijn halsstarrige verblinding. "In Brussel wisselden, schrijft WRITE, tooneelen van verwarring en terreur met die eener uitbundige geestvervoering af. Zegekreten en liederen weerklonken overal; het verschrikkelijke geluid der alarmklokken, die gedurende vier dagen het volk in de wapenen hadden gehouden, zweeg en feestelijk gelui verkondigde nu de bevrijding van de stad" .
In den avond van dezen gedenkwaardigen dag kwam De Potter te Brussel. "Toen de heer De Potter, die den 27sten was aangekomen, op het balkon van het stadhuis aan het volk werd voorgesteld, was het Engelspach, die hem bij de hand voerde om de algemeene ovatie in ontvangst te nemen. Hij, Engelspach, deelt in zijn nagelaten aanteekeningen mee, dat geen der leden van het Voorloopig Bewind zich met deze opdracht had willen belasten, en dat een hunner hem toegevoegd had: Wij hebben weinig trek mijnheer De Potter aan het volk voor te stellen, doet u het maar" .
Het enthousiasme der menigte overtuigde het Voorloopig Bewind er van, dat het onmogelijk zou zijn lang te regeeren zonder hem, dien het volk als zijn eigenlijke leider beschouwde.
Op dit oogenblik had De Potter zich van de dictatuur kunnen meester maken, hij deed het niet . Hij gaf er de voorkeur aan samen te werken met hen, die de eerste de beste gelegenheid zouden aangrijpen om zich van zijn hinderlijke aanwezigheid te ontdoen. Deze groote fout is gemakkelijk te verklaren: hoewel een schitterend theoreticus, had De Potter niets van een man van de daad. Er zou een Robespierre noodig geweest zijn om de massa tot een volkomen overwinning te leiden. Zij kreeg slechts een philosoof. "Ik was er geen oogenblik over in twijfel, zal hij later schrijven, dat terwijl ik deze heeren den vollen steun van mijn toen geweldige populariteit verleende, ik mijzelf beroofde van de mogelijkheid haar te behouden. Want hoewel ik in den raad slechts één stem had, laadde ik de volle verantwoordelijkheid voor alle regeeringsdaden op mij, ook voor de meest impopulaire, of ik ze gewild had of niet. Want het volk zag niemand anders dan mij. De fout, die ik maakte door in het Voorloopig Bewind zitting te nemen, was de grootste, die ik maken kon: zij beroofde mij van ieder middel om het goede te doen, en mij stonden op dat oogenblik zeer werkzame middelen ten dienste, en zij helastte mij met alle kwaads, dat werd aangericht" .
Toen hij in de regeeriug trad, deed hij in een proclamatie mededeeling van de beginselen, die het nieuwe bewind zouden leiden: "Vrijheid voor allen! Gelijkheid van allen voor de opperste macht, de Natie! Voor haar wil, de Wet! Volk! Wat wij zijn, zijn wij door u; wat wij zullen doen, zullen wij voor u doen !" Hij was naïf genoeg om te meenen, dat zijn medewerkers, voormalige burgerwachters, dit revolutionnaire parool zouden volgen .
Den 29sten, toen de roemrijke strijders in blauwe kiel wapenschouw hielden, zag men acht duizend gewapende vrijwilligers voorbijtrekken, waaronder twee compagnieën, die tot de bourgeoisie behoorden . Al de strijders, die den eersten dag van het verzet tegen de Hollanders gevallen zijn, behoorden op een enkele uitzondering na, tot het proletariaat . "Het tegenwoordige geslacht, schreef Victor de Bavay reeds in 1873, weet niet, dat het enkel en alleen de mannen van het volk zijn, van het gepeupel, van het gemeen, zooals men het toen noemde, die den vijand het hoofd geboden hebben, gesteund door vrijwilligers uit Luik en Leuven en boeren uit Uccel, aangevoerd door een hoefsmid" . White had het reeds erkend: "De overwinning, schreef hij, was er in wezen een van het volk, want zij was ontegenzeggelijk door het volk alleen behaald, gewonnen, zooals het zijn dagelijksch brood verdient, in het zweet zijn aanschijns, of liever ten koste van zijn bloed" .
DE OPSTAND IN DE ANDERE STEDEN VAN HET ZUIDEN
Wij hebben gezien, dat de opstand te Brussel zuiver het karakter had van een strjjd der arbeidende klasse, gesteund door de boeren en eenige democratisch gezinde intellectueelen tegen de Hollandsche regeering, die tot aan haar nederlaag door de meerderheid der Brusselsche bourgeoisie werd ondersteund.
In dezen strijd, den eersten door het Belgische proletaiaat gevoerd in een samenleving, waarin de bourgeoisie de macht heeft, zijn drie phasen te onder kennen:
1. Hij begint met een oproer van de arbeidende klasse, verbitterd door de diepe ellende, waarin zij leeft en met den weerslag daarop van de bourgeoisie, die ter zelfverdediging een macht vormt om aan te vullen, wat door de moedeloosheid der regeering ontbreekt.
2. Hij wordt voortgezet als een strijd met de wapenen tusschen de arbeidersklasse en de bourgeoisie, eindigend met de ontwapening van laatstgenoemde.
3. Hij eindigt door een Staatsgreep van democratische elementen, die zich ten eigen bate van de revolutie meester maken en de macht deelen met de oude leiders van de burgerwacht.
Het is ons in het bestek van dit werk niet mogelijk voor iedere stad der Zuidelijke Nederlanden een gedetailleerde uiteenzetting te geven van de gebeurtenissen, die deze periode van den klassenstrijd in België kenmerken. Het zij genoeg, dat op gezag van de voornaamste schrijvers, die wij herhaaldelijk hebben aangevoerd, gezegd kan worden, dat het meerendeel der steden, zoowel in Vlaanderen als in Walenland, het schouwspel van dezelfde gebeurtenissen bood: in Gent, in Antwerpen, in Hoei, in Luik, in de Borinage, in Verviers, in Mechelen, overal begint de revolutie als een proletarische opstand. Meer nog, de proletarische beweging verbreidde zich tot over de grenzen van het Koninkrijk. Aken kende ter zelfdertijd een overeenkomstigen strijd. In dit belangrijke industrieele centrum woonden talrijke Waalsche arbeiders, die den 29sten Augustus in opstand kwamen. Het sein daartoe gaf naar het schijnt de aankomst van de postkoets uit Luik, waarvan postillons en paarden linten in de Fransche kleuren droegen. Het huis van Charles John Cockerill, een broer van den ondernemer te Seraing, werd verwoest. Ook hier smoorde de bourgeoisie het oproer in bloed, maar op afdoende manier .
Dit feit is van het grootste belang voor onze stelling: het bewijst klaar en onweerlegbaar, dat de revolutie van 1830 niet het nationale karakter heeft, dat men er gemeenlijk aan toekent, omdat zij zich uitstrekt tot over een stad, die buiten het koninkrijk der Nederlanden ligt. Zij is slechts te verklaren uit de economische oorzaken, die wij in de eerste hoofdstukken hebben doen uitkomen.
Het oproer te Aken bevestigt, dat de revolutie van 1830 niet anders dan een phase van den klassenstrijd is.
DE ONAFHANKELIJKHEID DER ZUIDELIJKE PROVINCIES EN DE VERBEURDVERKLARING DOOR DE BOURGEOISIE
Het was op den 4den October, dat het Voorloopig Bewind de onafhankelijkheid der Belgische provincies afkondigde.
De volgende dagen werden in beslag genomen loor het voorbereiden van een Nationaal Congres, belast net het opstellen van een Grondwet voor den nieuwen staat, terwijl de vrijwilligers voortgingen de Hollandsche troepen verder naar het Noorden te drijven.
Uit de Union belge, het officieele orgaan van het Voorloopig Bewind, blijkt in talrijke artikelen, hoe belangrijk dit Congres voor de toekomst van het land was. Op dit oogenblik is de invloed van het nog steeds gewapende proletariaat aanzienlijk. Men durft niet rechtstreeks tegen zijn belang in te handelen. Het heeft de revolutie gemaakt en het is bezig den vijand terug te werpen.
Dit te ontkennen is onmogelijk. Het Congres heeft daarom tot taak de souvereiniteit af te kondigen van het volk, dat de schepper is van de onafhankelijkheid. Dit komt inzonderheid tot uiting in een ongeteekend artikel van de Union belge van 18 October: "De hooge en heilige taak van het Nationaal Congres is het door de Grondwet uitdrukking te geven aan den wil van het volk, bovenal van dien der lagere klassen. Zij zijn het inderdaad, het moet zonder aarzeling erkend worden, die het sein tot verzet tegen den vijand gegeven hebben; die bij gebrek aan kruit houweelen en steenen ter hand genomen hebben; die in hun heldhaftige geestdrift kanonnen en geweervuur niet achtende aan allen het bewustzijn hergeven hebben van hun recht, van hun kracht en het vertrouwen in de toekomst."
Een besluit van het Voorloopig Bewind, gedateerd 10 October, gaf kennis van de wijze van verkiezing der afgevaardigden naar het Nationaal Congres, welks hooge en heilige taak het bovenal was den wil der mindere klasse tot uitdrukking te brengen. Het verkondigt in dubbelzinnige termen, dat om het Congres tot een werkelijk nationale vertegenwoordiging te maken, het van den aanvang af noqdig is een stelsel van directe en liberale verkiezing toe te passen, maar dat om vertraging te voorkomen voorloopig het oude censuskiesrecht gehandhaafd blijft.
Dit monument van dubbelzinnigheid gaf aan het proletariaat een belofte voor de toekomst en voor het heden aan de bourgeoisie de zekerheid van een meerderheid in het Congres. Het Voorloopig Bewind, waarin één enkel man de gevoelens der massa vertolkte, De Potter, had twee concessies aan de bewerkers der revolutie gedaan: de directe verkiezing en de verkiesbaarheid onafhankelijk van de belastinggrens, maar het algemeen kiesrecht had het te gevaarlijk geoordeeld en dit bleef daarom tot een toezegging beperkt.
De Union belge zelf wijst op den weinigen ernst door de regeering bij de overhaaste regeling van de verkiezingen betracht en blijkende uit de candidaatstelling : "Zijn wij wel ingelicht, dan worden de verkiezingen te Brussel op een wel zonderlinge manier voorbereid, leest men in het nummer van 5 November. In de stemlokalen ontvangen de kiezers uit handen van de heeren die en die candidatenlijsten, en zonder bespreking van de verdiensten der mannen, die men hun voorstelt te benoemen, zetten zij zich wel willend tot het overschrijven van deze lijsten" die de namen bevatten van rijke, achtbare lieden, die, aldus verzekert men ten minste, de verlangens der meerderheid voorstaan, en die uiteindelijk krachtens dit op sleur berustend vertrouwen en den ijver van twee of drie vrienden als candidaten voor het Congres worden voorgesteld."
Dat zijn de mannen, die den nieuwen Staat een Grondwet zullen schenken. Is het te verwonderen? De massa had geen kiesrecht. De bevolking overschreed op l Januari 1929 de vier millioen inwoners en slechts 46.000 kiezers waren op de lijsten ingeschreven . In 1830 telde de provincie Luik 371.568 inwoners, slechts 4.983 waren kiezer . Te Brussel, waar men duizenden gewapende proletariërs heeft gezien, werden 2000 stemmen uitgebracht en te Luik 1500. Vo1gens den graaf de Lichtervelde moet het aantal uitgebrachte stemmen over het geheele land ongeveer twee derden van het aantal kiezers bedragen hebben ; wat op iets meer dan 30.000 neerkomt.
"Ik heb gezegd, schreef De Potter in de Union belge van 2 November, dat de revolutie, die door het volk gemaakt is, ook geheel het volk ten goede moet komen." Het is gemakkelijk te gissen, wat daar onder deze omstandigheden van terecht zal komen.
Den 10den November komt het Nationaal Congres voor het eerst bijeen. Het wordt geopend door De Potter, die onmiddellijk zijn functie in het Voorloopig Bewind neerlegt.
Naast de aanzienlijksten uit handel en industrie, de magistratuur en de rechterlijke macht zetelen de leden van de voornaamste arÎstocratische families, de grootgrondbezitters en verscheidene vertegenwoordigers van de geestelijkheid .
"De wezenlijk democratische beweging van de revolutie hield dien dag op, schrijft Jottrand, en het terugtreden van De Potter moest er de consequentie van zijn . De Potter toch trok zich terug, toen hij tot het inzicht kwam, dat hij zich vergist had, wijl de Belgische revolutie afweek van den weg, dien zij, naar hij oprecht geloofde, aanvankelijk had ingeslagen en langs welken hij meende geroepen te zijn haar verder te voeren" .
De Potter had toen het voornemen in Brussel te blijven wonen, maar de regeering deed alles om hem het leven onmogelijk te maken. Zij legde hem zelfs een hinderlaag, tengevolge waarvan De Potter besloot zich te Parijs te vestigen. Hij bleef er tot 1838, in welk jaar hij voor goed naar Brussel terugkeerde .
De eerste daad van het Congres der bourgeoisie was, na langdurige academische debatten over de verschillende regeeringsstelsels, den monarchistischen vorm voor den nieuwen staat te kiezen. De republikeinsche minderheid moest zich tot een machtelooze oppositie bepalen.
Het volgende jaar werd de Grondwet eenstemmig aangenomen. Zij bestendigde het onrechtvaardige censuskiesrecht, dat volgens de plechtige verklaring van het Voorloopig Bewind slechts een voorloopig karakter zou hebben. Volgens de korte discussie over het toekomstige artikel 47, dat dezen roof zou wettigen, noemde de afgevaardigde Charles Le Hon de volgende gronden, die dit zijns inziens rechtvaardigden: "De bron van alle macht vormen de verkiezingen. Echter, aan wien komt het toe deze te regelen? Aan hen, die belang hebben bij haar behoud, bij de goede orde, bij de welvaart en bij de rust in den Staat. Niemand heeft bij dit alles zooveel belang als hij, die een fortuin, onverschillig van welken aard bezit, en een rente, die dit vertegenwoordigt" .
Niet een enkele stem heeft zich tegen deze woorden verheven.
"Erkend dient, zal pastoor Balau schrijven, dat het op zijn zachtst gezegd vreemd is, dat men van het recht mee te beslissen over de publieke zaak zelfs hen heeft beroofd, die het eerst de gevaarlijke posten betrokken hebben, en dat men dit recht heeft toegekend aan de schuchtere belasting kiezers à 80 gulden, die slechts bezorgdheid voor het veilig stellen hunner belangen tot het besluit had kunnen voeren zich bij de patriottische beweging aan te sluiten .
"Een gevaarlijke klip moest worden omzeild, leest men ook in het voorwoord van de Souvenirs personnels van Lebeau, die van het algemeen kiesrecht. Ten slotte was het het volk, dat de revolutie had gemaakt; het volk had in het Park slag geleverd en het volk had de Hollanders uit België gegooid. Het volk, aan wie de overwinning te danken was, kon zijn aandeel in de regeering opeischen, en overigens had het algemeen kiesrecht toen meer aanhangers dan nu (dat wil zeggen in 1883; noot van den schrijver). Maar ondanks den drang van het oogenblik, begrepen onze staatslieden, dat. ... een Grondwet. ... slechts kon worden toegepast in een land, welks regeering in handen der bourgeoisie is. Het beroemde woord van Gendebien : Het volk heeft de revolutie gemaakt en de bourgeoisie heeft er zich van meester gemaakt, is dus volkomen juist - gelukkig voor België" .
Wij hebben weinig toe te voegen aan deze conclusies, ingegeven door de historische feiten, die wij hebben vermeld. Wij gelooven niet, dat een uit het algemeen kiesrecht voortgekomen regeering op dat oogenblik onmogelijk, en, zooals de naïeve schrijver, hierboven aangehaald, veronderstelt, een ramp voor België zou zijn geweest.
Op dit oogenblik kon het proletariaat geen socialistische maatschappij scheppen. Het industrieel kapitalistische stelsel was nog niet voldoende ontwikkeld. Maar het ware mogelijk geweest de wegen te banen, langs welke een snellere evolutie zich had kunnen voltrekken. In plaats daarvan hebben wij een politieken strijd van bijna een eeuw moeten voeren voor de verovering van het kiesrecht, waarvan de stichters van de Belgische monarchie zich meester gemaakt hebben.
Een woord tot besluit.
Toen wij de Belgische revolutie van 1830 begonnen te bestudeeren waren wij op gezag van de klassieke werken overtuigd van haar burgerlijk karakter. Voor ons gold evenals voor alle anderen, dat de Belgische bourgeoisie haar onafhankelijkheid bloedig veroverd heeft. Wij stelden ons alleen voor deze feiten te verklaren volgens de Marxistische methode om de geschiedenis te ontleden. Het is deze werkmethode, die onze opvattingen omver geworpen heeft en ons heeft verplicht de gebeurtenissen in het ware licht te plaatsen.
BRONAANWIJZING
BALAU, SYLV. (abbé). - Soixante-dix ans d'histoire contemporaine de Belgique. - Bruxelles-Liège, L. Grandmont, 1888. Seconde édition: 1889. Préface de M. Woeste.
BARTELS, AD. - Documents historiques sur la Révolution belge. Bruxelles, Lejeune, 1836.
BARTELS, AD. - Les Flandres et la Révolution belge. - Paris, Paulin, 1834.
BECOURT, CH. DE - La Belgique et la Révolution de juillet. Paris, Moutardier, 1835.
BERGMANS, PAUL. - Etude sur l'éloquence parlementaire belge sous le régime hollandais (1815-1830). - Bruxelles, Hayez, 1892.
BERTHOLET. - L'invention du drapeau national belge. Wallonia, 1901, IX, 241.
BLOK, P. J. - Geschiedenis van het Nederlandsche Volk. - Tweede druk. Vierde deel. Leiden, Sijthoff, z.d.
BOSSCHA, J. - De Belgische revolutie. - Leeuwarden, 1856.
BRUNELLE, P. J. - Récit de ce qui s'est passé dans la Belgique depuis le 24 août jusqu' ài présent et des causes des troubles actuels. - Bruxelles, Beugnies, 1830,
BUFFIN, CAMILLE. - Mémoires et documents inédits sur la Révolution belge et campagne de dix jours (1830-1831). - 2 vol. Académie royale de Belgique. Commission royale d'Histoire. Bruxelles, Kiessling, 1912.
CARTON DE WIART. - A propos du rôle de la garde bourgeoise dans les événements de 1830. - Bruxelles, Hayez, 1927.
CHARLIER, JEAN J OSEPH, dit la Jambe de Bois. - Les journées de Septembre 1830 ou Mémoire de ...... - Liège, Carmanne, 1853.
CLOSSON, ERNEST. - Pourquoi la «Brabançonne» n’est pas devenue un chant populaire. - La Revue belge, 5e année, tome III, no. 6, p. 533, 1928.
COLENBRANDER, H. T. - De Belgische omwenteling. - 's-Gravenhage. - Nijhoff, 1905.
Combat du '30 septembre 1830 à Liège (le). - Wallonia, 1901, IX, 243.
CRUYPLANTS, B. (colonel). - Souvenirs d'un volontaire de 1830. - Gand-Paris, Vanderhaegen-Dumaine, 1880.
DE BAVAY, CHARLES VICTOR. - Histoire de la Révolution belge de 1830. - Bruxelles, Bruylant-Christophe, 1873.
DE BOER, G. – Guillaume Ier et les débuts de l'industrie métallurgique en Belgique. - Revue belge de philologie et d'histoire. T. III (1924).
DE FAULECOULANT (colonel Vicomte). - Pétition à MM. les sénateurs et représentants de la Belgique. - Bruxelles, 1835.
DE GERLACHE, G. C. (baron). - Histoire du Royaume des Pays-Bas depuis 1814 jusqu'en 1830. - Bruxelles, Goemaere, 1859.
DELCAMBRE. - Lettre écrite d'une maison, rue Ducale. Bruxelles, Mertens, 1830.
DE LEUTRE, CHARLES. - Histoire de la Révolution belge de 1830 - 3 vol. Bruxelles, Jamar, 1849.
DELPLACE, L. (S. J.). - La Belgique sous Guillaume Ier, roi des Pays-Bas. - Louvain, Istas, 1899.
DELSINNE, Léon. - La Révolution belge de 1830. - Bruxelles, Eglantine, 1925.
DE POTTER L. - Souvenirs personnels. - Bruxelles, Jamar, 1840.
DE POTTER. - Lettre à mes concitoyens. - Bruxelles, Ode et Wodon, 1830.
DE POTTER. - La Révolution belge de 1830. - Revue trimestrielle, XVle colume, t. IV, p. 117
DE SAEGHER et JACQUIN. - Le général don Juan van Halen. - Renaix, Leherte, 1905.
DE WARGNY. - Esquisses historiques de la Révolution de la Belgique en 1830. - Bruxelles, Tarlier, 1830.
DE WARGNY. - Supplément aux esquisses. - Bruxelles, Méline, 1831.
DISCAILLES, ERNEST. - Charles Rogier (1800-1885). - Bruxelles, Lebègue, 1892.1895.
DONY, EM. - Histoire du Hainaut. - Charleroi, 1925.
DUPUIS, SYLVAIN. - La Brabançonne. - Bulletin de l'Académie royale de Belgique, Classe des beaux-arts, 1922, p. 158.
Evénements de Bruxelles du 25 août 1830 et jours suivants. - Bruxelles, De Greef, 1830.
IRIS, VICTOR. - 't jaar 1830. - Gent, Vuylsteke, 1905.
FROMENT, CH. - Etudes sur la Révolution belge. - Gand. Duvivier, 1834.
GEMELLI, CARLO. - Histoire de la Révolution belge de 1830. Traduite de l'italien par P. Royer. Bruxelles~Ostenrle, Claessen, 1860.
GERVINUS, G. G. - Histoire du XIXe siècle, T. XXI. - Paris, Laeroix, 1870.
HALKIN, JOSEPH. - Histoire de Belgique. - Namur, Wesmael. 1919.
HUYBRECHT, P. A. - Le règne de Guillaume Ier en Belgique. - La Révolution belge de 1830. - Revue trimestrielle, XII, XIV, XV, XVII (1857-1858).
HUYBRECHT, P. A. - Histoire politique ei militaire de la Belgique (1839-1851). - Bruxelles, Renier, 1856.
HUYSMANS, CAMILLE. - La révolution de 1830 et le mouvement politique (75 années de domination bourgeoise: 1830-1905). Gand. Volksdrukkerij, 1905.
HUYTTENS, EMILE, - Discussions du Congrès national de Belgique (1830-1831). - Bruxelles, Wahlen, 1844.
ISNARDON, JACQUES. - Le théatre de la Monnaie depuis sa fondation jusqu' à nos jours. - Bruxelles, Schott, 1890.
JANSSONE, JAN. - Omwenteling van 1830. - Germania, 1902. bl. 3-17.
JOTTRAND, L. - Louis De Potter. - Bruxelles, Decq, 1860.
JUSTE, THÉODORE. - La Révolution belge de 1830. - Bruxelles, Bruylant, 1872.
JUSTE, THÉODORE. - Les fondateurs de la monarchie belge. Bruxelles, Muquardt, 18 ...
KERCHOVE DE DENTERGHEM O. DE - Les préliminaires de la révolution belge en 1830. - Revue de Belgique, 1896.
KESSELS. - Précis des opérations militaires. - Bruxelles. Meline, 1831.
KNOOP, W. J. - Herinneringen aan de Belgische omwenteling van 1830. - 's-Gravenhage. De Tijdspiegel, 1884-1885.
KURTH, GODEFROID, - Manuel d'histoire de Belgique. - Bruxelles, Dewit, 1919.
LEBEAU, J. - Souvenirs personnels et correspondance diplomatique (1824-1841). - Bruxelles, Lebègue, 1883.
LEBEGUE, L. F. - Notice sur l'histoire métallique de la Révolution belge de 1830. - Gand, Lippens, 1832.
LECLERE, CONSTANT. - Histoire de Belgique. - Liège, Thone, 1922
LEJEAR, J. - Histoire de la ville de Verviers. Période hollandaise et Révolution belge de 1830. - Verviers, Féguenne, 1906.
LESUR, C. L. - Annuaire historique universel. - Paris. Thoisnier, 18.
LEWINSKI, JAN ST. - L'évolution industrielle de la Belgique. -Bruxelles, Misch, 1911.
LICHTERVELDE (comte Louis de). - Le congrès national de 1830. - Bruxelles, Dewit, 1922.
Liège-Bruxelles. - Souvenirs. 1830. - Discours de M. Ie Gouverneur de la Province de Liège. - Liège, Thiriart, 1880.
LOY, V. Biographie des hommes de la révolution. - Bruxelles, Crickx, 1832.
MAGNETTE, F. - Précis d'histoire liégeoise. - Liège, Vaillant, 1re édition.
MALOU, J. - Notice historique sur la Société générale 1822-1862. - Bruxelles, 1863.
MEULEMANS, AUGUSTE. - La Belgique, ses ressources agricoles et commerciales. - Bruxelles, Van Buggenhoudt, 1864.
MOENS, G. - Considérations sur la Révolution belge de 1830. - Liège, Jeunehomme, 1836.
NIELLON (général). - Histoire des événements militaires et des conspirations orangistes de la Révolution en Belgique de 1830 à 1833. - Bruxelles, 1868.
NOTHOMB, J. B. - Essai historique et politique sur la Révolution belge. - Bruxelles, Muquardt, 1876.
OPPELT, GUSTAVE. - Histoire générale et chronologique de la Belgique de 1830 à 1860. - Bruxelles, Hayez, 1861.
PATRIE BELGE, LA - 1830-1930. - Editions illustrées du Soir, '30.
PIRENNE, H. - Histoire de Belgique. - Tome VI. Bruxelles. Lamertin, 1926.
PLÉTINCKX, K. - Souvenirs révolutionnaires. - Bruxelles, 1857.
POULLET, P. - Relation inédite sur les débuts de la révolution belge de 1830. - Revue générale de Belgique, 1897.
QUETELET, A. - Recherches sur la population dans le royaume des Pays-Bas. - Bruxelles, Tarlier, 1837.
Révolution belge, 1830. - Bruxelles, Remy, 1831.
Révolution (La) de la Belgique et les événements de Bruxelles en septembre 1830. - La Haye-Amsterdam, Van Cleef.
REYNAUD, P AUL. - Les trois glorieuses. (Révolution de juillet à Paris). - Paris, Hachette, 1927.
ROBIDÉ VAN DER AA. - Catalogus van boekwerken en vlugschriften. - Amsterdam, 1838-1840.
RODENBACH, CONSTANT. - Episodes de la Révolution dans les Flandres. - Bruxelles, Hauman, 1833.
ROYER, ALPHONSE. - Les hommes politiques de la Belgique. - Bruxelles, Dumont, 1835.
SIRTEMA DE GROVESTINS. - Notice et Souvenirs biographiques. - Saint-Germain-en-Laye, Picault, 1852.
TERLINDEN, CH. - La politique économique de Guillaume Ier, roi des Pays-Bas en Belgique (1814-1830). - Revue historique, 1922.
TERLINDEN, CH. - Guillaume Ier, roi des Pays-Bas et l'Eglise catholique en Belgique (1814-1830). - Bruxelles, Dewit. 1906.
TERLINDEN, CH. - La Révolution belge de 1830 racontée par les affiches. - Bruxelles, 1903.
TIELEM.ANS, F. - Réponse à un anonyme. - Liège, Jeunehomme, 1832.
Union belge (L'). - Premier numéro: le 19 octobre 1830.
VAN BEMMEL, Eugène. - Patria belgica. - Bruxelles, Bruylant, 1873.
VAN BYLANDT, •W. (Grave). - Verhaal van het oproer te Brussel. - 's-Gravenhage, Vervloet, 1831.
VAN DER KEMP. - De Belgische omwenteling in Luik en Limburg. - 's-Gravenhage, Van der Beek, 1904.
VAN DER LINDEN, HERMAN. - Manuel d'histoire de Belgique. Bruxelles. Lamertin, 1924
VANDERSIJPEN, CH. - Jenneval-.Campenhoud: La Brabançonne. - Bruxelles, Bruylant, 1880.
V AN HALEN, J. - Les quatre journées de Bruxelles. - Bruxelles, Méline, 1831.
VAN KALKEN, FRANS. - Histoire de Belgique. - Bruxelles, Office de publicité, 1920.
VAN KALKEN, FRANS. - Histoire du royaume des Pays-Bas et de la révolution belge de 1830. - Bruxelles, Lebègue.
VAN LIMBURG, JAN. - De revolutie van 1830. - Antwerpen, Opdebeek, 1900.
VAN NECK. Léon. - 1830 illustré. - Bruxelles, Lamberty, 1905.
Ville rebelle (la), par un témoin oculaire. - Imprimerie de Swart, 1830.
WHITE, CHARLES. - The belgian Revolution. Traduction française par Mary Corr. - Bruxelles, Hauman, 1836.
WILLAME, GEORGES. - La Révolution de 1830 à Nivelles. - Nivelles, Guignardé. 1895
Abonneren op:
Posts (Atom)